63
De echte uitvinder van de telescoop met een korte geschiedenis van alle kijkers.
Verhandeling over de vervaardiging, het gebruik en de werking ervan, met enkele nieu
we voorstellen. Bijgevoegd ook een honderdtal waarnemingen met de microscoop.
Door Pierre Borel, raadsheer en arts van de koning van Frankrijk.
's-Gravenhage, Drukkerij Adriaan Vlacq, 1655.
In de zeventiende eeuw fungeert de titelpagina van een boek als de tekst op de
achterkant of de voor- en/of achterflap van een hedendaags boek. Borels werk is
hierop geen uitzondering. De titelpagina maakt de lezer meteen nieuwsgierig:
echte uitvinder' en 'nieuwe voorstellen'. Maar hij wordt ook meteen gerustgesteld
(het is maar een 'korte geschiedenis') en is blij met zijn extraatje ('bijgevoegd' is
'een honderdtal waarnemingen'). En de schrijver is 'raadsheer en arts van de
koning van Frankrijk'! Hopelijk werkt dit ook bij u, moderne lezer.
Borels boekwerk bestaat uit twee delen over de telescoop en een apart deel over
microscopische preparaten. Alleen het eerste deel, over 'de echte uitvinder van de
telescoop', is hier vertaald. Borel begint dit eerste deel met een lovende brief aan
stadsbestuur en volk van Middelburg: voor de roem van Middelburg heeft hij dit
boek geschreven. Portretten van Sacharias Jansen, de eerste uitvinder van de kij
ker, en Hans Laprey, de tweede uitvinder, komen onmiddellijk hierna. Ook heeft
Borel een gedicht op Middelburg als uitvindster van de telescoop geschreven.
Het voorwoord schildert de zucht van mensen naar roem en eer. Met een in de tijd
passend vertoon van geleerdheid laat Borel zien dat mensen oneerlijk zijn om roem
en eer te verkrijgen. Hij illustreert dit met voorbeelden uit de Bijbel, de Griekse
en Romeinse oudheid, de Middeleeuwen en ook uit zijn eigen tijd. Hij gaat nu de
roem en eer van de ontdekking van de telescoop geven aan wie die toekomen:
Sacharias Jansen.
In de eerste elf hoofdstukken (40% van het boek) komt de geschiedenis van de
telescoop aan de orde: materiaal en fabricage, de verschillende soorten kijkers en
de 'uitvinders'. Borel werkt toe naar zijn onthulling.
De hoofdstukken 12, 13 en 14 (20% van het boek) beginnen met Sacharias
Jansen, de echte uitvinder van de telescoop, en geven de bewijzen waarop Borel
zich baseert.
Het laatste hoofdstuk (40%) houdt zich bezig met de vraag in hoeverre de tele
scoop behulpzaam kan zijn bij het bepalen van de lengtegraden. Het bepalen van
de lengtegraden, en daarmee de positie op zee, was een groot probleem voor de
zeevaart. Elk nieuw hulpmiddel werd aangegrepen om tot een oplossing hiervan te
komen. (Pas rond het midden van de achttiende eeuw werd dit probleem opge
lost.)
Het tweede deel over de telescoop bestaat uit uitvoerige citaten uit boeken over
sterrenkunde en optica van onder anderen Descartes, Galilei, Hevelius, Rheita,
Scheiner, Sirtori en Tarde. Borel wil de lezers behulpzaam zijn {ad Lectorum leva-
men) bij het verzamelen van informatie over de technische aspecten en fabricage
van lenzen en kijkers. Hij neemt ook acht brieven van Diodati, Galileï en
Hortensius over dit onderwerp op. Deze brieven heeft hij van Willem Boreel
{Borellius Legatus Belgii Uniti apud Reges) gekregen. De uitgever biedt als extraatje