88 PIERRE BOREL speelden aldjd samen en ik was als jongen best vaak in de werkplaats. Deze Hans, Johannes, en zijn zoon Sacharias hebben, zoals ik vaak gehoord heb, als eerste de microscoop uitgevon den. Ze hebben hem aan prins Maurits, stadhouder en opperbevelhebber van de strijdkrach ten van de Verenigde Nederlanden, aangeboden en zijn eervol bedankt. Eenzelfde microscoop is later door hen aangeboden aan aartshertog Albert van Oostenrijk, de hoogste gezagsdrager van de koninklijke Nederlanden. Toen ik in 1619 gezant was in Engeland, was Cornelis Drebbel uit Alkmaar (Holland), een man die bekend was met vele geheimen van de Natuur, daar in dienst van koning Jacobus als wiskundige. Ik kende hem goed en hij liet me dat instru ment zien. De aartshertog had dat aan Drebbel geschonken; het was duidelijk de microscoop van die Sacharias. Het had geen korte buis [36] (zoals tegenwoordig), maar een buis van bijna anderhalve voet. De buis zelf was van verguld brons, had een diameter van twee vingers en zat op drie bronzen dolfijnen. De dolfijnen steunden op een ebbenhouten schijf als voet. Deze schijf hield erop gelegde prulletjes of heel klein spul vast, dat wij van bovenaf bekeken: het beeld was wonderbaarlijk sterk vergroot. Maar veel later, zeker 1610, hebben zij door geduldig onderzoek in Middelburg de lange ster rentelescopen uitgevonden - waar het u om gaat en waarmee we de maan, de overige planeten en de sterren bekijken. Eén exemplaar hiervan heeft hij aan prins Maurits aangeboden, die het bij zijn geheimen heeft bewaard, misschien voor gebruik in de toekomst, tijdens oorlogscam pagnes. Zodra het gerucht over deze wonderlijke nieuwe uitvinding sterker werd en de men sen in Holland, en elders al nieuwsgierig over de uitvinder spraken, is er een tot nu toe onbe kende man uit Holland naar Middelburg gekomen, naar de uitvinder, om informatie te krij gen over dat geheim. Toen hij navraag deed naar een brillenmaker die in genoemde stad in een klein huis tegen de Nieuwe Kerk aan leefde, kwam hij toevallig uit bij Johannes Laprey, ook een brillenmaker, ook woonachtig in een huisje tegen de Nieuwe Kerk aan, in de Kapoenstraat. Hij geloofde dat hij bij de echte uitvinder was gekomen, die in een afgelegen hoek aan de andere kant van genoemde kerk woonde, op maar korte afstand van die Laprey. [37] En met Laprey sprak hij over het geheim van de telescoop. Laprey was een slimme man en bezorgd hoorde hij alles wat die man vertelde, aan. Hij dacht na over de vragen en ver houdingen (ver weg of heel dichtbij) van brillen of lenzen. En na genoemde Sacharias Jansen vond hij door zijn opvallende ijver en zorg dezelfde lange telescopen uit. Hij bouwde ze vol gens de afspraak met die vreemdeling. Daarom kan deze Johannes Laprey terecht als tweede uitvinder beschouwd worden. Met zijn eigen scherpe verstand ontdekte hij uit de gebeurtenis die ik net verteld heb, iets wat hij niet gezien had en hij bouwde zijn telescopen volkomen in het openbaar. Als eerste zorgde hij ervoor dat ze in de openbaarheid kwamen. Toch werd deze vergissing snel duidelijk, want Adriaen Metius uit Alkmaar, professor in de wiskunde, en na hem bovengenoemde Cornelis Drebbel kwamen in 1620 naar Middelburg toen de telescoop bekend was geworden. Ze gingen niet naar Johannes Laprey maar naar Sacharias Jansen, bij wie ze allebei telescopen kochten. Met veel zorgvuldige waarnemingen gaven zij, net als Galileo Galilei uit Florence (Italië) en vele andere grote geleerden, nadruk kelijk glans aan de uitvinding, maar de eer van de eerste uitvinding bleef toch helemaal bij deze twee Middelburgers. Ik wil niet dat er door deze brief van mij afbreuk wordt gedaan aan deze Middelburgers of aan hun succesvolle navolgers. Gegroet, hooggeleerde heer, [38] en gebruik naar goeddunken wat mijn betrouwbare herinnering en ervaring hebben neergeschreven. Parijs, 9 juli 1655.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2007 | | pagina 90