94 PIERRE BOREL veel met de telescoop ontdekt, die rondom de grote sterren lijken te staan, met een vaste baan zoals de planeten rondom onze aarde. Want het is al geen nieuws meer om over de sterren van Jupiter te spreken. Rond Saturnus, rond Mars worden overal zulke begeleiders aangetroffen en zonder twij fel zullen in de loop van de tijd met behulp van de sterrenuitvinding rond alle vaste sterren en planeten overal zulke begeleiders zich laten zien. Er zijn mensen die durven te beweren dat er helemaal geen vaste sterren bestaan, die zich toch zo aan ons voordoen: want zij zijn op een onmetelijke afstand en zeer grote hoogte van ons geplaatst en gelegen. Het wordt ons belet hun baan en beweging te ken nen. Want als de bol met land en water, die wij bewonen, vanuit de hemel als een klein puntje te beschouwen is, sterker nog, zoals sommigen het willen die de ster ren nog veel hoger aan de hemel plaatsen, als de grote wereld (dit is de hele bol waarin onze aarde en onze zeven planeten ronddraaien, waarvan de halve door snede, dus vanaf onze aarde tot aan Saturnus die qua hoogte in het midden staat, gesteld wordt op [50] 14.880 keer de halve doorsnede van de aarde) vergeleken met de hemel niet anders dan als een heel klein puntje te zien is, dan kunnen alle sterren die aan de hemel geplaatst zijn, rondcirkelen en heel grote omwentelingen maken (zoals Saturnus) en wij kunnen dat toch niet zien of bevatten. Want er is geen verdeling en geen verwijdering van een klein puntje op plekken die zo onme telijk ver weg en wijds zijn. Philippus Lansbergen uit Zeeland, de beroemde wis kundige, zei al dat de dichtstbij-zijnde bol vaste sterren 42.000.000 keer de halve doorsnede van de aarde verwijderd is van onze aarde. Dit wil zeggen 28.000 keel de halve doorsnede van de grote wereld, die 1.500 keer de halve doorsnede van de aarde is. Als de kijker vervolmaakt kan worden, dan kunnen wij hopen en wach ten op grote helderheid in deze en vele andere zaken. De melkweg die in vroeger tijden alle filosofen hoofdbrekens bezorgde, blijkt door het gebruik van de telescoop overduidelijk een dichte verzameling, een opeensta peling, een geweldige hoop ontelbaar kleine sterren te zijn. Deze sterren zijn door hun verschillende afstanden in grootte verschillend. Niet zeven planeten, zoals heel het verleden het tot nu toe zag; er zijn er al veel meer ontdekt. Dagelijks, en zonder twijfel nog lange tijd, ontdekken we er zeer vele, die [51] de grote wereld al sieren en zich kenbaar maken aan onze ogen. Latei- zal blijken of ze allemaal bolvormig zijn of dat er enkele een andere vorm hebben en afwijken. Volgens de beroemde Hevelius neemt het licht van Mars, Venus en Mercurius toe en af op bepaalde tijden, zoals bij de maan. Of er over Jupiter en Saturnus, die veel hoger geplaatst zijn, hetzelfde gezegd kan worden? Het nageslacht mag het zeggen. Wij bewonderen nu al de verschillende samenstellingen en standen rondom hen. Hetzelfde kan gezegd worden over de bolletjes in de nabijheid van Saturnus, die op gezette tijden toenemen en afnemen en waardoor Saturnus soms uit drie licha men lijkt te bestaan. Het gebruik van de telescoop heeft heel veel belangrijke dingen ontdekt met betrekking tot Jupiter. Jupiter wordt gezien als een ronde bol, maar toch niet in alle standen rond, ook niet glad en ook geen gladde bol. Zijn doorsnede was voor Hevelius duidelijk al bijna zeven vingers. De schijf is niet overal verlicht maar onregelmatig en bespikkeld met veel grote vlekken en schaduwen (zoals de maan schijf), die donkerder waren dan de overige verlichte delen. De begeleiders van

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2007 | | pagina 96