116 FINANCIËN VAN DE ZEEUWSE ADMIRALITEIT Noten 1 Dit artikel is een bewerking van mijn gelijknamige doctoraalscriptie Maritieme Geschiedenis (Universiteit Leiden 2006). Ik dank Arjan Otte en Albert Meijer voor hun commentaar op eerdere versies van deze tekst. 2 T.R. Bruijn, Varend verleden. De Nederlandse oorlogsvloot in de 17e en 18e eeuwAmster dam 1998, 18, 125-126, 182-187, 190 en 257. 3 N. Habermehl, Joan Cornells van der Hoop (1742-1825). Marinebestuurder voor stad houder Willem V en koning Willem I, Amsterdam 2000, 153. 4 J.R. Bruijn en P.F. Poortvliet, 'De officieren van de admiraliteit (1714-1795): hun car rières, bemanningen en schepen', in: J.R. Bruijn, A.C. Meijer en A.P. van Vliet (red.), Marinekapiteins uit de achttiende eeuw. Een Zeeuws elftalDen Haag Middelburg 2000, 17-29, aldaar 23-26. 5 Fritschy maakt op basis van de inkomsten uit de convooien en licenten enige schattin gen van de marine-uitgaven tussen ca. 1675 en 1795: J.M.F. Fritschy, De patriotten en de financiën van de Bataafse Republiek. Hollands krediet en de smalle marges voor een nieuw beleid (1795-1801), Den Haag 1988, 298-299- Zoals hierna zal blijken, varieer den de belastinginkomsten van de admiraliteiten ten opzichte van de totale inkomsten sterk. Fritschys schattingen zijn daarom verre van nauwkeurig. Exactere cijfers zijn op basis van de tot nu toe onderzochte bronnen echter niet te geven. 6 J.R. Bruijn, De admiraliteit van Amsterdam in rustige jaren (1713-1751). Regenten en financiën, schepen en zeevarenden, Amsterdam 1970. Voor de Zeeuwse Admiraliteit heeft Arjan Otte een aanzet gegeven in 'Zeeuwse zeezaken. Een admiraliteit rond de Eerste Engelse Oorlog, 1651-1655', in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 23 (2004), 142-157. 7 I- de Hullu, De archieven der admiraliteitscolleges, Den Haag 1924, 39-55; Bruijn, Varend verleden, 16-17 en 212-214; A.P. van Vliet, 'Van 'wangedrogt' naar comité. De Zeeuwse marine-organisatie (1572-1795)', in: Bruijn, Meijer en Van Vliet (red.), Marinekapiteins9-16, aldaar 9-12. 8 De Hullu, Archieven der admiraliteitscolleges, 10-12, 25-26, 52-54. 9 Sinds 1581 hadden de prinsen van Oranje, als markies van Veere en Vlissingen, de rol van Eerste Edele. Van Vliet, 'Wangedrogt', 11. 10 Willem III werd in 1668, vier jaar voor zijn benoeming tot stadhouder, al door de Staten van Zeeland erkend als Eerste Edele. 11 Bruijn, Varend verleden, 17; R.Q.] Fruin, Geschiedenis der staatsinstellingen in Nederland tot den val der Republiek (uitgegeven door H.T. Colenbrander), 2e druk, Den Haag 1922, 205-206; J. Francke 'Utiliteyt voor de gemeene saake'. De Zeeuwse commissievaan en haar achterban tijdens de Negenjarige Oorlog, 1688-1697, Middelburg 2001, 34-36. 12 Bruijn en Poortvliet, 'Officieren van de Admiraliteit', 27-29. 13 De berechting van officieren viel hier niet onder: die werd toevertrouwd aan een krijgs raad. 14 Een amende (boete) kon bij overtreding van de convooien en licenten worden opgelegd als onderdeel van een schikking. 15 Zeeuws Archief Middelburg (ZA), Archief Rekenkamer C (ARC), 2e stuk (administra tie (thesaurier)ontvanger-generaal van Zeeland te water), Rekeningen van de admi nistratie te water over 1698-1795, inv.nrs. 7280-8090, 8520 en 8570. 16 Idem. 17 ZA, ARC 2e stuk, Rekeningen te water 1700, 1781-1784, inv.nrs. 7300 en 8050; Bruijn en Poortvliet 'Officieren van de Admiraliteit', 20. 18 Inventaris Archief Rekenkamer C le stuk 10 n. 6. 19 A.C. Meijer en C.E. Zonnevylle-Heyning, "'Yder het sijne"; Een portret van de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2008 | | pagina 118