130
CAROLUS TUINMAN
De kerkenraad van Goes richt zich met kracht tegen de relatief talrijke rooms-
katholieken. Tuinman notuleert een half jaar na zijn bevestiging dat de kerkenraad
besluit dat zij de rooms-katholieken niet in ondertrouw zullen aannemen. Zo
voorkomt de kerk van Goes dat zij bijdraagt aan hun nakomelingschap. Tuinman
schrijft namens de kerkenraad aan de classis van Zuid-Beveland dat de kerk moet
proberen het storende gedrag van de rooms-katholieken te beteugelen, de hervor
ming te bevorderen en alle onheilen te verhoeden: 'Tot Babels val, en Zions
opbouw.' In 1697, een maand of vier voor het einde van de Negenjarige Oorlog,
vraagt Tuinman namens de kerkenraad aan de stadsregering de vrijheid van gods
dienstbeleving van de rooms-katholieken in te perken.50
Mogelijk heeft Tuinman in deze Goese periode zijn 'Waarschouwinge voor de
Misselyke misse' geschreven. Het is een gedicht waarin hij eindeloos experimen
teert met het woordje 'mis'. Het wordt in 1699 anoniem geplaatst in de De boek
zaal van Europe
Wat baat Mis-loopen en Mis-gaan,
Mis-hooren, en Mis-zien?
Geen rotte Mis-pel wintfer aan,
Al hoorj'er een of tien.51
In de Goese kerkenraadsverslagen wordt ook stelling genomen tegen de hetero
doxe hoogleraar Herman Alexander Röell en de predikant Balthazar Bekker. In
1691 verschijnt het eerste deel van Bekkers' Betoverde iveereld. Bekker keert zich in
dit werk tegen het geloof in de macht van de duivel en het geloof in magie. Het
veroorzaakt opschudding in de gehele Republiek. De vaardige pen van Tuinman is
kennelijk al opgemerkt. In mei 1692 schrijft hij voor de vier Zeeuwse classes een
missive aan de Noord-Hollandse synode. Hij schrijft dat dit weerzinwekkende
werk in Zeeland verslonden wordt en dat mensen niets liever horen dan dat de
duivel zo zwart niet is.5- Meerdere classes tekenen bezwaar aan tegen het werk van
Bekker. Tijdens de synode van juli 1692 wordt Bekker uit het ambt gezet. Dankzij
de steun van de Amsterdamse regenten behoudt hij zijn salaris en komt er geen
verbod op zijn werken.
Op 19 juli 1699 wordt Tuinman beroepen in Middelburg. Hij neemt deze bevor
dering graag aan. Toch zegt hij ook dit keer dat hij met tegenzin weggaat, maar dat
hij vanwege de wettelijkheid van het beroep en de grootte van de kerkelijke
gemeente genoodzaakt is het beroep aan te nemen.53
De wijze waarop Tuinman zijn promotie tot twee keer toe verantwoordt, riekt naar
onoprechtheid. Zijn opmerking 'niet willen, maar toch genoodzaakt worden lijkt
een beleefdheidsfrase. Een betere standplaats dan Middelburg is haast niet moge
lijk. Toch ligt het iets ingewikkelder. Een predikant is dienstbaar aan de gemeen
te, hij kan een beroep niet zomaar weigeren. Tuinman heeft, ongeacht zijn motie
ven, dit beroep aangenomen en is nooit meer uit Middelburg weggegaan.
Thuis in Zeeland
Tuinman zal ruim veertig jaar in Zeeland wonen. Of hij zich ooit een echte Zeeuw
gevoeld heeft, valt te betwijfelen. De taalgevoelige Tuinman lijkt moeite te hebben