152
CAROLUS TUINMAN
Ging de Poëzy verloren
By hem zou zy schuilen. Weet
Tuinman is Poëet geboren.
Tuinman is rondom Poëet.177
Ook de zoon van Leydekker, de predikant Gentman Leydekker, schrijft veelvuldig
in het werk van Tuinman. Zijn relatie tot hem lijkt vooral gebaseerd te zijn op res
pect. In 1716 schrijft Hendrik van Beerendrecht in Tuinmans werk Ziels-verlusti-
ging, '6 Tuinman! Heemel-tolk, Engel der Gemeenten.' Tuinmans relatie met
Beerendrecht is onduidelijk. In de bundel Nederduitsche poëzy uit 1728 schrijft
Tuinmans Middelburgse collega Gerard van Hemert (1697-1759). Deze jonge
man van adellijke afkomst is in 1722 predikant geworden in Middelburg. In 1726
wordt hij hoogleraar in de wijsbegeerte aan de Illustere School.178 Hij beschrijft in
maart 1728 in een lofdicht hoe Tuinman, nu het voorjaar weer bloemen borduurt,
ons bladen biedt waaruit de bijen honing kunnen vergaren'.
Informatie over persoonlijke contacten met andere predikanten en dichters is sum
mier. Het ligt voor de hand te denken dat Tuinman vriendschappelijk omging met
de orthodoxe predikanten als B. Smytegelt en J. Fruytier, maar niets wijst daarop.
Ook wordt hij niet zichtbaar als deelnemer van een van de vele godsdienstige
gezelschappen.179
Over zijn contacten met Middelburgse dichters is ook vrijwel niets bekend. De
schrijver en dichter Pieter de la Rue reageert sceptisch op Tuinman. De dichter en
predikant Jacobus Willemsen en de dichteres Jacoba Petronella Winckelman laten
zich niet zien.180 In 1725 verschijnt er een bundel waarin Tuinman samen met
Juffrou F.J.C. [Fransina Jacoba van Westrem, de vrouw van de Arnhemse predi
kant Fredrik Christian Coets] publiceert. In welke relatie hij tot haar staat, wordt
op geen enkele manier duidelijk. Mogelijk berust het samengaan van beide werk
jes in deze bundel op puur toeval.
Tuinman mag zich dan misschien niet mengen in de wereld van godsdienstige
gezelschappen of dichters van Middelburg, hij bemoeit zich als Gisbertus Horten-
sius wel met de dichtkunst op landelijk niveau. Ook correspondeert hij met de
redacteur Pieter Poeraat, al gaat deze discussie vooral over taalkundige zaken.'81
'Experimentele poezie'
Tuinmans fascinatie voor de taal lijkt naarmate hij ouder wordt alleen maar toe te
nemen. Aan het eind van zijn leven experimenteert hij naar hartenlust met rijm,
klank en vorm. In 1728, het jaar van zijn overlijden, verschijnt zijn Nederduitsche
poëzy. In dit werk wordt zichtbaar hoe Tuinman zijn taalopvattingen verwerkt in
zijn gedichten en laat hij zien dat onze moedertaal in lenigheid en sierlijkheid niet
onder hoeft te doen voor de klassieke talen. Ook heeft hij de Franse taal niet nodig
om zijn verzen op te sieren. Tuinman streeft naar volmaakt zuivere, Nederlands
talige poëzie. Bijzondere voorbeelden hiervan zijn de eenlettergrepige gedichten.
Deze korte woordjes bewijzen de oudheid van de Nederduitse taal, is de vroeg
moderne gedachte. Hoe ouder de woorden, hoe dichter bij de oorsprong. Boven
dien moet de betekenis van het woord volledig samenvallen met datgene waar het