14 VLAAMSE EN ZEEUWSE KAAPVAART ten van de campagnes vormen de voornaamste aspecten die worden onderzocht. Hierbij hebben we vooral oog voor de specifieke kenmerken van respectievelijk het Vlaamse en het Zeeuwse kaapvaartbedrijf. Tenslotte hopen we hiermee de vraag te beantwoorden in hoeverre beide protagonisten concurrenten waren binnen de kaperswereld, of anders geformuleerd: konden Vlaanderen en Zeeland een renda bele kaapvaart organiseren? Een dikke mythische sluier hield de kaapvaart lange tijd verborgen voor de weten schappelijke geschiedschrijving. De laatste veertig jaar is daar gelukkig verandering in gekomen, en met deze comparatieve studie hopen we hiertoe bij te dragen. Bronnen Baanbrekend diepgaand onderzoek over Europese kaapvaart tijdens de zeventien de en de achttiende eeuw werd in de jaren vijftig van de twintigste eeuw aangevat door de Britse historicus John Selwyn Bromley.1 Gedurende meer dan dertig jaar bestudeerde hij voornamelijk de Franse kaapvaart tijdens de Spaanse Successieoorlog (1702-1713), maar hij had ook oog voor de bredere context.2 Deze traditie werd in Engeland voortgezet door David Starkey en in Nederland in het bijzonder door J.Th.H. Verhees-van Meer en Johan Francke.3 Opmerkelijk is dat beide Nederlandse historici hun onderzoek concentreerden op Zeeland, het Mekka van de kaapvaart in de Republiek tijdens de zeventiende en vroege acht tiende eeuw. In Vlaanderen bleef het wetenschappelijk analyseren van de lokale kaapvaart aanvankelijk beperkt tot de studie van Roland Baetens, doch deze syn these was vooral een uitnodiging om deze materie verder uit te diepen.4 Recent is dit onderzoek uitgebreid door een aantal scripties aan de Vrije Universiteit Brussel en de Universiteit Gent.5 In het bijzonder de publicatie van Reinoud Magosse schetst uitvoerig de organisatie en het verloop van de kaapvaart als onderneming in Oostende.6 Echter zijn studie blijft beperkt tot de Spaanse Successieoorlog. Voor een vergelijkend onderzoek naar de Zeeuwse en Vlaamse kaapvaart tijdens de Negenjarige Oorlog zijn we dus in eerste instantie aangewezen op de onderzoeks resultaten van Francke, in elk geval voor wat betreft: Zeeland. Aan Vlaamse zijde moeten we ons voor deze periode voornamelijk richten op het archief van de Admiraliteit. Dit fonds omvat een uitvoerige reeks bronnen in relatie tot deze fase in de kaapvaartgeschiedenis, namelijk patentregisters, prijzen- en procesdossiers, venditieboeken en zelfs scheepsjournalen. Men kan de organisatie en de uitkomst van een kaperexpeditie op de voet volgen: de patentregisters geven chronologisch weer wie de reders en de kapitein van elk kaperschip waren. Vaak vermelden deze registers ook de tonnenmaat en het aantal stukken geschut aan boord. Van het merendeel van de Zuid-Nederlandse kruistochten tijdens de Negenjarige Oorlog zijn er journalen bewaard.7 Deze dagboeken geven een goed idee van het geogra fische werkterrein, zijn vaak uitvoerig over de gevolgde tactiek en beschrijven af en toe het leven aan boord. Na het einde van elke expeditie noteerden de schrijvers van de Admiraliteit zorgvuldig de opbrengsten in de prijzenregisters. Bij betwistin gen werden er procesdossiers geopend. Tenslotte organiseerde de Admiraliteit openbare veilingen van de buitgoederen. Kortom elk aspect van de kaapvaart is in deze archieven terug te vinden.s

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2008 | | pagina 16