49 In zijn inleiding op The British Seaman1200-1860. A Social Survey schreef Christopher Lloyd met betrekking tot historisch onderzoek naar zeelieden: The 'peopleas the ship's company came to be called, remain an anonymous mass, too often ne glected. Of all sections of the community, seafaring men and agricultural workers have been the most ignored and therefore the worst treated. Only occasionally it is possible to discern the identity of an individual seaman, to say what he looked like, who was his father, where he came from, because (like the farm labourer) he was usually illiterate and inarticulate.1 Het doen en laten van de gewone zeeman is inderdaad lang onderbelicht gebleven. Tot voor enkele decennia richtte de maritieme geschiedschrijving zich vooral op de heroïsche kant van het Nederlandse maritieme verleden, zoals de roemruchte daden van Piet Heijn en admiraal De Ruyter of de rol van de Nederlanders in de ontdekking van de wereld en de ontwikkeling van internationale handelsbetrek kingen. Dankzij historici als J.R. Bruijn, J. Lucassen, P.C. van Royen, K. Davids en anderen is hier verandering in gekomen. Door het gebrek aan goed en betrouw baar bronnenmateriaal blijft het onderzoek naar zeelieden echter een weinig aan lokkelijke en vaak frustrerende bezigheid. Mogelijk is dit de reden waarom er tot op heden niet méér aandacht is besteed aan de archieven van de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC). De MCC werd opgericht in 1720, in een ultieme poging de economische achter uitgang waarmee Zeeland te kampen kreeg na het stopzetten van de kaapvaart in 1713, een halt toe te roepen.' De compagnie heeft zich meer dan tachtig jaar lang bezig gehouden met scheepvaart en handel in vrijwel alle gebieden die buiten het monopolie van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) vielen. Aanvankelijk richtte zij zich uitsluitend op Europese havens en de vaart op West- Indië, maar in de loop van de jaren 1730 toen het monopolie van de West- Indische Compagnie (WIC) volledig werd opgeheven kwamen hier de retour vaart op Afrika en de slavenvaart bij. Wat haar handelspatroon betreft, zou men de MCC dus in zekere zin kunnen beschouwen als een kleinschalige, Zeeuwse opvol ger van de WIC. De vaart op Europese havens werd stopgezet rond 1750, waarna de MCC zich steeds meer ging toespitsen op de slavenhandel. Zij bereikte haar hoogtepunt als slavencompagnie in de periode 1756-1780. Nadien ging het berg afwaarts en in 1807 kwam er definitief een einde aan de scheepvaart- en handels activiteiten van de MCC. Het archief van de MCC is in zeer goede staat bewaard gebleven. Het biedt de onderzoeker een schat aan informatie over de zeelieden die op de schepen van de compagnie gevaren hebben.3 Voor bijna alle uitredingen is een monster- en/of sol- dijrol beschikbaar, waarin meestal de naam, functie, plaats van herkomst, handte kening (als de desbetreffende persoon kon schrijven) en het loon van alle beman ningsleden zijn opgenomen. Aanvullende informatie kan onder meer worden teruggevonden in scheepsjournalen, brieven, scheepsboeken en 'diverse stukken betreffende de equipage', die eveneens ruim voorhanden zijn. Tot slot moet nog melding worden gemaakt van enkele specifieke, minder vaak voorkomende bron nen, zoals chirurgijnsjournalen, consumptieboeken, testamenten van opvarenden en botteliersboeken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2008 | | pagina 51