76 EQUIPAGEMEESTERS VAN DE ADMIRALITEIT de vier Zeeuwse uitvalsbases hun orders ontvingen. In tegenstelling tot de overige marine-instellingen had de Zeeuwse Admiraliteit immers de beschikking over maar liefst vier havenfaciliteiten! Zowel in Vlissingen, Veere, Middelburg als Zierikzee waren functionarissen in dienst van de Admiraliteit actief. Het is in deze vier havens dat we de equipagemeesters aantreffen. De vier uitvalsbases van de Admiraliteit De vier Zeeuwse marinehavens verschilden sterk in belangrijkheid. De toenemen de dichtslibbing van de Middelburgse haven zorgde ervoor dat steeds minder grote oorlogsschepen de stad als aanlegplaats konden aandoen. Ook Zierikzee had in de achttiende eeuw heel wat aan belang moeten inboeten ten opzichte van de andere Zeeuwse havens. Beide steden konden dus moeilijk als thuishaven voor oorlogs schepen in aanmerking komen. In Zierikzee lag tijdens de achttiende eeuw zelfs geen enkel admiraliteitsvaartuig. De Raden hadden in Middelburg wel de beschik king over twee kleinere schepen, de Statenjachten de Arend en de Dolfijnmaar voor een oorlogsschip dienden zij zich in Veere of Vlissingen te vervoegen.4 Veere Alhoewel men het vandaag Veere niet zou nageven, was dit stadje ooit een van de meest bedrijvige plaatsen van Zeeland. De aanwezigheid van de belangrijke Schotse Stapel en het feit dat aan de stad een markizaat was verbonden, zorgde ervoor dat Veere trots en prestige hoog in het vaandel droeg.5 Door de strategische ligging van de stad werd in 1540 gestart met de aanleg van het grote arsenaal. Nadien werd het gebouw tussen 1566 en 1569 grondig uitge breid. Ook de inrichting van de Admiraliteitswerf, met haar goed beschutte achterhaven nabij het Molenwater, zorgde voor een groot Veers aandeel in de aan bouw en reparatie van oorlogsschepen. De werf was dan ook helemaal uitgerust voor de bouw, de reparatie en het onderhoud van (oorlogs-)schepen. Naast het arsenaal beschikte de haven over zowel een grote kraan voor het laden en lossen van schepen en het lichten van de masten, als een kleinere kraan voor de ammu nitie aan de noordzijde van het arsenaal.6 Toen tijdens de zestiende eeuw het scheepvaartverkeer verschoof van de Ooster- naar de Westerschelde, werd het maritieme belang van Veere minder. Daarbij kwam nog dat Veere een kleine bevol king had en de stad financieel niet bij machte was de handel terug naar zich toe te trekken door de uitbouw van nieuwe havenfaciliteiten.7 Vanaf het midden van de zeventiende eeuw konden de vroegere troeven van Veere niet meer baten. Waar de stad voordien nog kon bogen op een goede bereikbaar heid, strategische ligging en grote inkomsten uit de Schotse stapel, ging het na 1653 bergafwaarts met de stad. Steeds meer Schotten keerden Veere de rug toe, de dichtslibbing van de haven en de grotere voordelen voor grote zeeschepen om via de Honte of Westerschelde Zeeland, Brabant en Vlaanderen te benaderen, zorg den ervoor dat de stad haar aanzien stilaan verloor.* De stad moest machteloos toe zien hoe Vlissingen steeds meer aan maritiem belang won. In de achttiende eeuw maakten de activiteiten op de Veerse Admiraliteitswerf nog maar een fractie uit van wat ze in de zestiende en begin zeventiende eeuw waren. Het grote deficit na de Spaanse Successieoorlog (1702-1713) en de steeds gerin gere inkomsten uit de convooien en licenten weerhielden de Zeeuwse Admiraliteit

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2008 | | pagina 78