78
Afb.3. Het droogdok te Vlissingen, 1717- Gravure, F. Bleyswijk uit M. Gargon, Walchersche
Arkadia, Middelburg 1717. Zeeuws Archief, coll. KZGW, Zelandia Illustrata II-1206B.
schepen, slaagde Vlissingen erin op te klimmen in de Zeeuwse stedelijke hiërar
chie. De goede bereikbaarheid, de geringe hinder van ijsgang en de beter inge
richte Admiraliteitswerf zorgden ervoor dat Vlissingen een belangrijke, zo niet de
belangrijkste laad- en losplaats werd in Zeeland." Rond 1600 werd Vlissingen
bovendien de thuisbasis voor een groot deel van de Zeeuwse oorlogsschepen.
Daarmee nam het de positie van Veere over. Reden voor die verschuiving was het
feit dat Vlissingen dichter bij het Zuid-Nederlandse oorlogsterrein lag en voor
grote, naar zee vertrekkende vloten waren de redes van Rammekens en Vlissingen
beter geschikt dan de ondiepe Veerse rede.12
Naast de steeds groter wordende aanwezigheid van zeeschepen in de Vlissingse
haven, werden ook de grote scheepsreparaties sinds het einde van de zeventiende
eeuw uitsluitend aan de Vlissingse Admiraliteitswerf uitbesteed. Veere, laat staan
Middelburg of Zierikzee, waren toen al lang niet meer in staat dergelijke grote her
stelwerkzaamheden uit te voeren.
Vlissingen beschikte tevens over een veel modernere inrichting van haar haven. De
stad beschikte immers over twee havens en waarschijnlijk haar grootste troef op
het vlak van de reparatie van zeeschepen over een droogdok. De Vlissingse haven
zag er als volgt uit.
De Oude haven, ofwel Wester- of Koopvaardershaven, werd bij binnenkomst in
de stad, gesplitst in de Bierhaven. Deze was bestemd voor de zeeschepen, en lag
dichtbij het Droogdok. Dit dok werd vanaf 1705 in gebruik genomen. De twee
de haven, de Oosterhaven, Marinehaven of Nieuwe Dokhaven, was volledig in
bedrijf in 1693 en kwam de stad in onder de naam Voorhaven of Voordok. Een
sluis scheidde dit bassin van het Maritieme Binnendok, dat op zijn beurt dan weer
door een schipsluis of'beauporte' (bateauporte?) van het Droogdok werd geschei
den. 13
Uit het voorafgaande kan afgeleid worden dat de Veerse en Vlissingse havens het
leeuwendeel van de Zeeuwse scheepsbouw en -onderhoud voor hun rekening