80
EQUIPAGEMEESTERS VAN DE ADMIRALITEIT
meesterschap als derde bijkomende functie toebedeeld. Vanaf dan werd de con
structie van deze drie in elkaar verstrengelde functies voor alle Veerse equipage
meesters steeds aangehouden.2'1 De equipagemeesters van de drie andere Zeeuwse
havensteden waren enkel equipage- en ammunitiemeester.
Hoewel er al vanaf 1573 equipagemeesters in de Zeeuwse havens opereerden,
duurt het tot 1597 vooraleer een echte regeling voor het ambt werd opgesteld.
Toen werd het bestuur van het hele zeewezen van de Republiek door de Staten-
Generaal in de tijdelijke Instructie van Honderd Artikelen vastgelegd. Maar hoe
wel dit document alles binnen de maritieme sector vastlegde, spreekt het voor zich
dat deze tijdelijke regeling slechts in de eerste organisatorische problemen van de
admiraliteiten kon voorzien.21 Na 1579 bleef het takenpakket van de equipage
meesters in feite jarenlang hetzelfde, tot in 1674 een echte algemene instructie
werd ingevoerd.22
Vier havens vier equipagemeestei's
Voor haar operaties kon de Zeeuwse Admiraliteit rekenen op de infrastructuur van
de havens van Middelburg, Veere, Vlissingen en Zierikzee. Hiermee had de
Admiraliteit van Zeeland de beschikking over meer havens dan de vier andere
admiraliteiten van de Republiek. Een voor een werden deze havens uitgekozen om
als uitvalsbasis voor de Admiraliteit te dienen. Als oudste marinehaven van de
Republiek mocht Veere als eerste een equipagemeester aanstellen. De infrastruc
tuur uit de Spaanse (en Bourgondische) tijd was er immers nog voor handen. Na
Veere was het de beurt aan Vlissingen om een equipagemeester in dienst te nemen.
Zijn activiteiten werden er vanaf 1587 in rekening gebracht. Nadien werd het
ambt in Zierikzee (vanaf 1591) en Middelburg (vanaf 1652) geïnstalleerd.23
Dat de Zeeuwse Admiraliteit vier uitvalsbases, en dus vier equipagemeesters in
dienst had, valt te verklaren door de steeds groter wordende oorlogsinspanningen
tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Het is opvallend dat de creatie van het equipage
meesterambt in Veere en Vlissingen samenvalt met enkele cruciale jaren tijdens het
conflict tussen de opstandelingen en Spanje. Waarschijnlijk mag het creëren van
de equipagemeesterfuncties in Veere en Vlissingen gezien worden als een defensie
ve reactie op belangrijke confrontaties tussen de opstandige gewesten en Spanje.
Zo startte Alexander Farnese (1504-1592) in 1577 de herovering van de
Zuidelijke Nederlanden met de inname van Leuven, en werd Pieter Reygersbergh
nog hetzelfde jaar aangesteld als ammunitiemeester van Veere.2*1
De aanstelling van een equipagemeester in Vlissingen kan in eenzelfde licht wor
den bezien. Toch zijn er ook andere verklaringen voor deze benoeming. Eerst en
vooral is er rond het einde van de zestiende eeuw een duidelijke verschuiving van
het zwaartepunt van de Zeeuwse handel zichtbaar. Steeds meer schepen verkiezen
de diepe wateren van de Honte, en dus de Vlissingse haven, boven de minder toe
gankelijk geworden Veerse haven (zie supra). Ook de strategische positie ten
opzichte van het achterland van de haven van Vlissingen zette veel zeeschepen
ertoe hun goederen in Vlissingen aan wal te brengen.23 Daarnaast speelde de poli
tieke factor uiteraard een rol. Na de val van Gent en Antwerpen, respectievelijk in
1584 en 1585, werd het immers duidelijk dat de Noordelijke Nederlanden tot het
uiterste zouden moeten gaan om de Spaanse overmacht terug te dringen. Zeer
waarschijnlijk wilde men ook het verlies van de belangrijke haven van Antwerpen