110 THEATRUM ANATOMICUM Alle drie medici zijn namelijk voor langere of kortere tijd sterk onder de invloed geweest van de spirituele mystica Antoinette Bourignon, die verkondigde dat het 'Einde der Tijden' spoedig zou aanbreken.130 Swammerdam was in 1675 de eerste. Wellicht gestimuleerd door zijn bewondering voor Swammerdam, nam Blankaart kort na diens vroegtijdige dood in 1680 contact met Bourignon op. De Heyde, op zijn beurt, lijkt weer te zijn gedreven door zijn contact met Blankaart. Want dat de heren elkaar kenden, staat buiten kijf. Het eerste contact tussen hen dateert vermoedelijk uit het midden van de jaren zestig, toen Blankaart nog in Middelburg woonde en De Heyde als chirurgijnsleerling onder Van de Voorde werkte. Later zal het contact via de Amsterdamse drukkersfamilie Jansonius van Waesberge heb ben gelopen. De Heyde was met deze Amsterdamse uitgever in contact gekomen via Willem Goeree, die in 1665 met een van de dochters Van Waesberge, Elisa beth, was getrouwd. In 1680, nadat Goeree naar Amsterdam was verhuisd, volgde De Heyde diens voorbeeld door met Margareta Van Waesberge in het huwelijk te treden. Zijn broer, chirurgijn Joannes de Heyde, had daarop Van Waesberges laatste dochter verschalkt. Een vierde dochter Van Waesberge ten slotte, was met de vermaarde Amsterdamse uitgever Joannes Wolters getrouwd. Dit gevoegd bij twee broers Van Waesberge, Gillis en Joannes jr., hield in dat De Heyde maar liefst vier zwagers had die als boekdrukker en uitgever werkzaam waren. Hij was daar mee stevig ingebed in de intellectuele wereld van Amsterdam.131 Wellicht heeft dit simpele feit De Heyde er na 1680 toe aangezet om zijn onderzoekingen niet alleen uit te voeren, maar ook - bij zijn zwagers te publiceren. Hoe dan ook, in 1681 gaf De Heyde de brui aan zijn rol als vertaler van de werken van Thomas Willis en nam Blankaart die taak over.132 De Heyde had toen net de bewerking van Van de Voordes chirurgijnsleerboek achter de rug en was druk bezig met het schrijven aan zijn eerste zelfstandige publicatie, het Nieu Ligt der Apothekers. De 'opdragt' die De Heyde aan Van de Voordes chirurgijnsleerboek had meege geven, onthult trouwens veel over de theologische drijfveer die hem - en naar we mogen aannemen ook de meeste andere Zeeuwse anatomen - bewoog. Want, zo schrijft De Heyde, 'het onderzoek der natuur is ongetwijffeld een van de nutste bezigheden daar mede den mensch zijn tijd in deze weereld door-brengt'.133 Het was dit onderzoek naar 'Het boek der Natuur' om met Van Berkel en Jorink te spreken - dat de zeventiende-eeuwse onderzoeker dreef.134 Gods bedoeling met zijn schepping te kennen, dat was een duidelijke drijfveer. De Heyde laat er niets te raden over: het ging om 'Gods onzienlijke dingen' uit 'de Schepzelen [te] verstaan en doorzien'.135 Daarbij behoefde de natuuronderzoeker niet bang te zijn dat 'het al te dikwils beschouwen van een en de zelfde zaak hem verdrietig zal vallen', want er zal 'altijd iets nieuws te doen en te ontdekken' zijn. In de jaren tachtig voerde De Heyde die onderzoeksmissie dan ook krachtig en met succes uit. Maar net als Swammerdam en Blankaart, liet De Heyde het daarbij niet. Omstreeks 1688 liet hij zijn artsenpraktijk varen en sloot hij zich aan bij de predikant Pierre Poiret, een volgeling van Bourignon, die in Rijnsburg met enige vrienden een kloosterlijke samenleving vormde.136 De Heydes behoefte om nog nader tot zijn schepper te naderen, dreef hem in de jaren negentig naar een spiri tueel en eenzaam kluizenaarsleven.137 Christenen moesten nu eenmaal anders leven 'dan de mensen vandaag de dag doen', zo was zijn boodschap.138 In 1699 liet De Heyde voor het laatst van zich horen als een toegewijd discipel van Bourignon,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2009 | | pagina 112