Achter de schermen ZEEUWSE MEISJES 15 bedaardheid, behendigheid en sluwheid' te werk gaan. Zelfs wijst hij niet helemaal het denkbeeld van diezelfde meerderheid van Kamerleden in 1847 af dat de Staat niet gerechtigd zou zijn kinderen naar een verbeterhuis te sturen, omdat de ouders daardoor aangespoord zouden kunnen worden 'om zich ten laste van den Staat van de opvoeding hunner kinderen te ontslaan'. Daar draait het allemaal om: wat te doen aan de jeugdcriminaliteit? De twee kam pen die ik heb onderscheiden, denken daar heel verschillend over. Het Weekblad van het Regt en juristen als Goudsmit vinden vervolging uit den boze, zeker als het om jonge kinderen gaat, de overige deelnemers aan de discussie zien meer in opvoe ding achter slot en grendel.27 Scherper dan De Savornin Lohman dat doet, laat een andere schrijver van een ingezonden stuk uit Den Bosch dit horen: Wij betwijfelen zeer, of zij, die reeds nu verklaren, dat de zaak moet hersteld worden, dat gratie moet worden gegeven, aan de veroordeelde kinderen in waarheid eene groote dienst bewijzen. Het veroordeelend vonnis, de schandvlek, kan toch niet worden uitgewischt. Wordt de gratie verleend, dan worden de veroordeelden teruggezonden in eene maatschappij, die, ja, in de couranten over veroordeelden groot misbaar maakt, maar wel zorg draagt met de vrijgelatenen zoo weinig mogelijk in aanraking te komen.28 Kort gezegd kan gratie verlenen zo ongeveer betekenen: 'Gaat heen en wordt warm'. En diezelfde gedachtegang is van toepassing op het afzien van vervolging op basis van de circulaire uit 1861. Dan staat het kind in de kou. Het dichtst bij wat er in werkelijkheid in Goes is gebeurd, komt niet een stuk in het Weekblad, maar een via een omweg ontdekte bron. Gedurende enkele jaren verscheen in Goes niet alleen de Goessche Courant, maar ook de Nieuwe Goessche Courant. Daaraan is een stuk ontleend door de Zierikzeesche Nieuwsbode van 2 april 1870, waarin de auteur ten strijde trekt tegen een aanval door At Arnhemsche Courant op de rechtbank in Goes.29 Hij stelt dat uit de toedracht van de zaak is gebleken dat de 'omgeving' van de zusjes Bek 'grootendeels oorzaak was, dat zij op zóó jeugdigen leeftijd reeds zoover op den weg van misdaad gevorderd waren. Het kwam den Regtbank dus wenschelijk voor, om die kinderen zooveel mogelijk te onttrekken aan dien verderfelijken invloed waaronder zij stonden. Daarom achtte zij het meest nuttig, dat die kinderen naar een gesticht tot zedelijke verbetering werden overgebracht.' Een dossier dat in het Nationaal Archief in Den Haag, en wel in het eerste gedeelte van het archief van het ministerie van Justitie, bewaard wordt, brengt ons hele maal achter de schermen. Dit dossier 'Strafgedingen tegen kinderen van zeer jeug dige leeftijd, 1861-1875',30 bevat correspondentie over kinderen die ondanks de al vaker genoemde circulaire uit 1861 toch voor de rechter waren gebracht.31 Op het ministerie bekeek men of in deze gevallen wel in de geest van die circulaire was gehandeld. De minister had daarin de procureurs-generaal 'verzocht' hun officieren 'uit te noodigen om tegen kinderen die met of zonder oordeel des onderscheids

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2009 | | pagina 17