ZELFPORTRET
191
fintelefoe verklaart het ZEW met fingeren of Fr. feint le fou 'veinst gek te zijn'.
79 Okker: okkernoot is afgeleid van nokernoot, een samenstelling van middelnederlands not
thans noot, en noker, de benaming van de noteboom, die uit Romaanse talen werd over
genomen, vgl. middeleeuws Lat. nucarius (van Lat. nux, noot). Via het Frans in onze taal
gekomen in een dialectvorm, die noker luidde. Nokernot betekent dus eigenlijk de noot
van den noteboom, een tautologie. Al vroeg viel de begin-n af, en begon men okernoot te
zeggen. In de volksspraak werd het door het wegvallen van de n en verkorting van de o
okkernoot. (Vergl. WNT, i.v. okkernoot.)
80 Vgl. voor aeverdekse; WZD Voor de verklaring ZEW. Puuf. kikker of pad. Etymologisch
ispuut 'gezwollen dier'(zie ZEW); voor zoge zie WZD op zeuge, 'isopoda'.
81 Perdel, in 'tperdel loapemislukken, in het honderd lopen (zie WZD).
82 Het artikeltje ging via Meertens naar anderen, maar was te onwetenschappelijk en is voor
zover bekend nooit in druk verschenen.
83 Hendrika Catharina Maria Ghijsen (1884-1976) studeerde Nederlandse Taal- en Let
terkunde in Leiden en promoveerde op Wolff en Deken. Ze volgde Leo van Breen op
als secretaris van de Dialectvereniging (in het zogenaamde tweede bestuur in 1929).
Ghijsen bewerkte als eindredacteur en secretaresse van genoemde vereniging het verza
melde materiaal tot het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten. Meertens schreef over haar
een merkwaardig levensbericht in een speciaal nummer van het Zeeuws tijdschrift bij haar
overlijden in 1976.
84 Pappegaaie-schiete: vgl. WZD, i.v. 'papegaoi schie:te(n)' - jongensspel, waarbij A., op de
grond liggend m. opgetrokken knieën B. met de voeten omhoogwerpt', ook kraoiewip
genoemd. (Niet in De Tier, Koekoek schietebroek).
Kef. spel met een slaghoutje (ket) en een lange stok (ketstok), waarbij met de lange stok
de ket opgewipt moet worden en op een zo groot mogelijke afstand moet worden weg
geslagen. (Vgl. WZD, i.v. kette(n)). Een goede afbeelding en beschrijving in De Tier
Koekoek schietebroek, 109.
Leerepeereboom; spel met een plat, rond schijfje leer, waarin een stokje was geplaatst (dat
was de leerepeere). Dit werd op een kuiltje gelegd, met een cent of een knoop als inzet
erbij. Vervolgens werd met een werpstokje gegooid om de leerepeere en de inzet buiten
het kuiltje, de kute, te krijgen. Zie voor details: WZD. In De Tier, Koekoek schietebroek
wel enige verwante werpspellen, maar 'leerepeere' ontbreekt helaas.
85 Poldermans komt in een latere brief hier nog op terug, zie aldaar de toelichtende noot.
86 Dit is geen dialectuitdrukking maar was algemeen bekend in het Nederlands. Vgl. WNT
i.v. Vianen, de naam van het stadje in Zuid-Holland, aan de Lek. 'Hij ziet of hij Vianen
verraden had', eertijds gezegd van iemand met een zeer ontevreden uiterlijk. Deze zegs
wijze zinspeelt op het optreden van Gysbert Baas, die omstreeks 1481 zijn stad uit wrok
aan Utrecht verried. Men zei het ook van iemand wiens gelaat verwilderd was en niets
goeds beloofde.
87 Zie voor een mooie beschrijving met dito bijlen (de 'bielen'), de liengerbiele, de leuter, de
zwaenebiele e.d: WZD i.v. koek(e)kappen. Poldermans komt later in de correspondentie
op deze bijlen terug.
88 Zie noot 84, wellicht is tippel(h)outje de Middelburgse of Walcherse variant (niet in
WZD, evenmin in De Tier, Koekoek schietebroek).
89 Dit heb ik niet kunnen vinden, Meertens evenmin en Poldermans noemt het onderwerp
nog een keer maar zonder bewijsplaats.
90 Druyventros: Poldermans heeft van Meertens een exemplaar ontvangen van diens uit
gave Een nieu Liedt-boeck genaemt den Druyven-Tros der Amoureusheyt (1602), inleiding
en aanteekingen door P.J. Meertens, Utrecht 1929. Meertens werd op het boek van P.
Lenaerts van der Goes gewezen door Leo van Breen, in ieder geval stuurde deze Meertens
het knipsel waarin het boek te koop werd aangeboden bij Beijers in Utrecht, het exem
plaar van prof. Jan te Winkel (brief Van Breen aan Meertens ongedat. [18/19 november
1928], Coll. Meertens, correspondentie, UB Amsterdam). In zijn editie, die gebaseerd is