THEATRUM ANATOMICUM 79 Zo moesten rond het anatomisch theater wetenschappelijke bijeenkomsten zijn georganiseerd, waarin door één of meer geleerden de beoefening van 'moderne' (medische) wetenschap werd gestimuleerd. Ook zou zo'n geleerde in meerdere of mindere mate een bijdrage aan die wetenschap hebben moeten leveren, bijvoor beeld meetbaar aan publicaties. Het anatomisch theater zou dan de plaats zijn geweest waar dit eigen werk werd gedemonstreerd, of waar het ter bespreking aan collega's werd voorgelegd. De aanwezigheid van een bibliotheek en een verzame ling 'rariteiten' (naturalia en artificialia) zou eveneens kenmerkend zijn voor zulke kenniscentra avant la lettre. Daarnaast zouden sommige theatra ook gefunctio neerd hebben als cultureel convergentiepunt. Bijvoorbeeld in die gevallen waarin met een theatrum anatomicum ook kunstuitingen verbonden kunnen worden. Zo'n anatomisch theater kon zelf kunstvoorwerpen herbergen, maar het kon ook kunstenaars tot nieuw werk inspireren, zoals dichtwerken of schilderijen. Ook de aanwezige bibliotheek zou in zo'n geval meer geweest moeten zijn dan enkel een verzameling van anatomisch-medische vakliteratuur. Om een dergelijke culturele rol te kunnen vervullen, zouden de bijeenkomsten een openbaar karakter gehad moeten hebben, waarbij reglementering en betaling voor toegang allicht mogelijk was geweest. In zijn beschouwing is Rupp nagenoeg alleen ingegaan op de anatomische thea ters in Leiden, Delft en Amsterdam, en ook Cook beperkt zich tot deze steden. Alleen aan het Haagse theatrum kent Rupp in dit verband nog enige betekenis toe. Hoewel deze beperking wellicht begrijpelijk is omdat in veel gevallen de bronnen ontbreken, ondergraaft dit incomplete beeld toch de op zichzelf interessante hypo these van de anatomische schouwplaats als cultureel ingekleurde Nederlandse versie van Findiens 'Site of Knowledge'. Want waarom zou dit veel anders zijn gegaan in bijvoorbeeld belangwekkende handelssteden als Rotterdam, Dordrecht of Middel burg? In de zeventiende eeuw behoorden deze plaatsen immers tot de voornaamste Nederlandse steden, met commerciële connecties die niet of nauwelijks onderde den voor steden als Amsterdam, Leiden of Delft. En mocht het wél anders zijn gegaan, waaruit bestaat dan die lokale variatie, die couleur locale? Het anatomisch theater van Rotterdam - gesticht 'door de Ed. Heeren borgermees- teren in den jaere 1642' - voldoet bijvoorbeeld ook grotendeels aan Rupps criteria. Het was bovendien nadrukkelijk vormgegeven 'naar het exempel van onse naburige steden'. Uit de studie van De Moulin blijkt dat in het Rotterdamse theater vanaf het begin openbare lessen werden gegeven. Vanaf 1648 was de locatie ook voorzien van een bibliotheek en ten minste vanaf 1664 is er ook sprake van een verzameling van 'sieraden, meubelstukken, boeken, instrumenten en rariteiten'. Een geschil derd bord moest vanaf dat jaar passanten op het bestaan van het theatrum wijzen. Het Rotterdamse anatomisch theater was daarmee duidelijk vormgegeven als een publieke bezienswaardigheid met een cultureel karakter die de pure anatomie te boven ging.14 Een vergelijkbaar relaas zou voor Dordrecht kunnen worden gehou den. En ook in Middelburg was er in het derde kwartaal van de zeventiende eeuw sprake van een levendige culturele setting, waarbij publieke anatomische demon straties werden gecombineerd met een verzameling van naturalia en een boekerij die meer was dan een vakbibliotheek. Ook hier werden vanuit de kring rond het anatomisch theater empirische resultaten gepubliceerd, maar inderdaad - zoals zal blijken met eigen accenten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2009 | | pagina 81