THEATRUM ANATOMICUM 91 Nieuwbouw van een rijk uitgevoerde chirurgijnskamer (1668) In alle voortvarendheid ging het chirurgijnsgilde verder. De vruchtbare samenwer king in het Collegium Anatomico Chirurgicum leidde ertoe dat omstreeks 1666 een tweede perceel kon worden verworven, schuin naast de anatomiekamer, aan het eind van de tuin van het Gasthuis. Na de afbraak van 'seker schuurken' werd hier, aan het eind van een doodlopende steeg, op eigen kosten van het chirur gijnsgilde een nieuw gebouwtje neergezet, 'de gildekamer', welk bouwsel in 1668 gereedkwam (afb. 7).52 Dit nieuwe onderkomen moet een zeer fraaie en represen tatieve ruimte zijn geweest, uitgevoerd met diverse ornamenten, zoals een versierde schouw, gebrandschilderde ramen en goudleerbehang. Na de sloop, in 1869, ont ving de voormalige lector van de Middelburgse Geneeskundige School uit deze gildekamer 'eene niet onaardige koperen fontein'.53 Deze rijke aankleding maakt duidelijk dat het zelfbewustzijn van het chirurgijnsgilde optimaal was. Het feit dat dit alles uit eigen middelen kon worden betaald, doet verder vermoeden dat net als elders in de Republiek - de inkomsten uit de publieke ontledingen aanzienlijk moeten zijn geweest. Waar de verbouwing van de snijkamer in de jaren 1655-1659 nog geheel door de stad moest worden bekostigd, is daar in 1668 bij de complete Afb. 7. In 1990 vervaardigde reconstructie van het Middelburgse Gasthuiscomplex op de hoek van de Lange Delft en de Nieuwstraat. In het omcirkelde gebied de twee gebouwen van het chirurgijnsgilde. Boven: de in 1655 verworven 'Potterskamer', welke als snijzaal diende en waarin het in 1659 tot stand gekomen anatomisch theater was ondergebracht. Onder: de in 1668 gebouwde gildekamer met goudleerbehang en gebrandschilderde ramen. Hier was ook de bibliotheek en het naturaliënkabinet ondergebracht. Uit: J.L. Kool-Blokland, De zorg gewogen, Middelburg 1990.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2009 | | pagina 93