WALLERAN SANDRA Tabel 2: Omzet van de DLH Middelburg, 1696-1702 103 Jaar Omzet in guldens 1696 264.580 1697 93.665 1698 233.075 1699-1702 90.522 Totaal 681.842 Bron: Zeeuwse Bibliotheek, hs. 3990: Nota en opstellen over de Levantschen handel te Mid delburg. Deze belasting werd door de overige directies wel betaald en was overeenkomstig de plakkaten die in 1621, 1625, 1627, 1633, 1660 en 1671 waren aangenomen. Zij was echter nooit door de Zeeuwen erkend en slechts als bindend voor Hol land beschouwd.51 Het varen met kaperschepen onder de vlag van de DLH zat de Amsterdammers hoog, en zij bleven de schippers van de Middelburgse DLH met argusogen volgen. In 1696 rezen problemen in Smirna over de grootte van de Levantschepen. De Zeeuwse kaperfregatten waren meestal kleiner dan 180 last. Daarmee behoorden zij tot de schepen van het zogenaamde 'clijn reglement'. Sche pen groter dan 180 last hoorden tot het 'groot reglement.' Indien twee schepen dezelfde thuishaven hadden, behoorde de bemanning van het kleinere schip eerst het grotere schip in te laten laden. Hadden beide schepen een andere haven van bestemming, dan hadden zij wel recht tegelijk lading in te nemen.55 Deze kwestie bleef jaren doorsudderen. In mei 1698 kwam het tot een nieuw conflict over de kaperfregatten waarmee handel werd gedreven op Smirna. De Amsterdamse kapi teins Joost van den Brande, Arent Cornelissen, Gerrit Nieuwstad en Maerten de Jong tekenden protest aan, omdat de schepen van de Middelburgse DLH te groot zouden zijn voor het 'clijn reglement.' Het ging hier om de schepen Eendragt, Peerl en Faem van de schippers Bartholomeüs Stroobant, Geleijn Ockerman en Antho ny Woutermans, die volgens de rekestranten meer dan 180 last goederen konden laden, meer dan 24 kanonnen voerden en meer dan vijftig man aan boord hadden. Dit alles was meer dan volgens de resoluties van de Staten-Generaal voor de han delsvaart in de Levant toegestaan was. Consul De Hochepied had het er moeilijk mee als arbiter op te treden, en betoogde aan de hand van de maat van de schepen tegenover de Staten-Generaal, dat alleen de Faam niet aan de tonnenmaat van 180 last zou komen. De Parel was zelfs 115 voet lang en 32 voet wijd en voerde 97 man en 36 stuks geschut. De Eendragt was slechts iets kleiner. Volgens schipper Geleijn Ockerman voldeed zijn schip, dat 300 ton mat, precies aan de maximummaten en was het de pot die de ketel verwijtte dat hij zwart was. Een Rotterdamse Smirna- vaarder uit 1691, de St. Roquesmat 350 last, voerde vijftig kanonnen en had een bemanning van honderd koppen. De Amsterdamse schepen trachten nu, door hun eindbestemming naar Middelburg te verplaatsen, te voorkomen dat de Zeeuwse schepen zouden kunnen wegzeilen. De Amsterdamse schepen waren immers offici eel boven de 180 last zwaar, en hadden dus het recht als eerste geladen te worden. Deze truc hadden de Zeeuwen voorzien: zodra de Hollandse zeilen in het zicht van

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2010 | | pagina 105