Ingezonden brieven 8 ZEEUWSE RANCHER Middelburgsche Couranten 12 oktober 1883 de volgende aankondiging: 'Allen, die iets te vorderen hebben van den ondergeteekende, worden verzocht daarvan opgave te doen vóór 20 dezer. M.J.I. Sprenger.'11 Deze mededeling werd de volgende dag nogmaals geplaatst. Het was een duidelijke stap in de voorbereiding van Sprengers vertrek naar Noord-Amerika, waar hij uiteindelijk op 6 juni 1884 in New York aan wal ging.12 Uitgezonderd enkele brieven van Meinard Sprenger in het archief van het Museum Volkenkunde te Leiden, waren er met betrekking tot zijn tijd in Noord-Amerika tot voor kort geen door hemzelf geschreven bronnen bekend. Onlangs herontdekte de auteur zes min of meer anonieme brieven, die Sprenger in 1888 en 1889 heeft geschreven en aan de Middelburgsche Courant heeft ingezonden. Tevens blijkt uit onderzoek van Jan Krijff dat Sprenger diverse brieven heeft ingestuurd naar kranten in Calgary.13 Sprenger schreef in de Middelburgsche Courant vee.lal over het westen van Canada en met name over het territorium Alberta in de Northwest Territories, waar hij zelf woonde. Hij vertelde over de natuurlijke gesteldheid van het land met zijn uitgestrekte glooiende grasvlakten en het klimaat met de relatief droge, zonrijke zomers en de koude, sneeuwrijke winters die voor Noord-Amerikaanse begrippen met drie maanden betrekkelijk kort duurden. Vanwege dit klimaat was het land het meest geschikt voor de veeteelt. Omdat er nog relatief weinig kolo nisten waren, was er veel land beschikbaar voor grazend vee. De immigranten die er wel woonden, waren veelal afkomstig uit Engeland, Schotland en de Verenigde Staten. Hoewel men er prat op ging de standenmaatschappij van de oude wereld achter zich te hebben gelaten, merkte Sprenger op dat er wel erg veel militaire aan spreektitels voor officieren, zoals kolonel en kapitein, werden gebezigd. Dat waren er volgens hem veel meer dan er daadwerkelijk militairen konden zijn. Iedere man was in ieder geval een gentleman en iedere vrouw was meteen een lady. Vrouwen waren er in Alberta echter weinig in die tijd. Sprenger schatte hun aantal in verhou ding tot het aantal mannen op 1:25. De meeste huishoudens bestonden alleen uit mannen, wat volgens Sprenger de staat van het gemiddelde huishouden niet echt ten goede kwam.14 Sprenger zag voor Nederlandse immigranten mogelijkheden om zich in Alberta te vestigen, met name voor wat betreft de veehouderij en zuivelproductie. Ook voor arbeiders en ambachtslieden zag hij kansen. De behoorlijke lonen maakten de hoge kosten van levensonderhoud goed. Zo verdiende een boerenarbeider tussen de 50 en 87,50 gulden en een cowboy tussen de 62,50 en 100 gulden per maand. Een smid kon 5 tot 6,25 gulden per dag verdienen en een metselaar die zijn vak goed verstond het dubbele. Sprenger zag aan emigratie echter ook nadelen, die naar zijn oordeel niet te vinden waren in de wervende emigratiebrochures. Zo was het voor de veeteelt en het zuivelbedrijf belangrijk om rekening te houden met de lange afstanden tot de markt en de kosten voor het treinvervoer. De trein was het voornaamste transportmiddel, maar duur vanwege zijn monopoliepositie. Ook konden de veelvoorkomende prairiebranden, die onder meer veroorzaakt werden door de stoomtreinen, en extreme weersomstandigheden, zoals zomervorst of een

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2010 | | pagina 10