Buitenplaats
116
VRUGTEN EN KREEFT
(mandje) van draadwerk, een speldenkussen en verschillende doosjes, viel Jacoba
Maria ten deel. Niet alle objecten werd door zijn dochters overgenomen. Een deel
van Walleran Sandra's inboedel werd te gelde gemaakt. Zo werd zijn verzameling
'fijn oud kraek-porcelijn', het buitengewoon gewilde witte porselein met kobalt
blauwe versiering dat de Verenigde Oost-Indische Compagnie in het eerste kwart
van de zeventiende eeuw in grote hoeveelheden uit China naar de Republiek had
verscheept, volgens een advertentie in de Amsterdamsche Courant op 3 augustus
1713 in Middelburg geveild.6
De meubels die Jacoba Maria van haar vader erfde, bleven achter in het huis op de
Balans. Bij de boedelverdeling was ook het pand aan haar toegewezen. Ook na haar
huwelijk met Johan Isaacz Hurgronje op 4 april 1713 bleef zij het huis bewonen,
al liet zij een jaar later wel enige verbeteringen uitvoeren.7 In januari 1714 werden
uitgaven gedaan voor het opnieuw behangen van een kamer en het schilderen van
een schoorsteenstuk. In augustus 1715 werd een nota van 44.19.9 voor 'groen
moor' voldaan, waarschijnlijk ten behoeve van een kamerbehangsel. Antony van
Dam ontving diezelfde maand 62.14.0 voor plafond- of wandschilderingen in
een of meerdere kamers. Door het overlijden van Johan Hurgronje op 25 mei 1715
kwam aan verdere renovaties een eind.8
Behalve het huis op de Balans bezat Jean Walleran Sandra een buitenplaats, het hof
Niet altijd Wintergelegen aan de Veerse weg recht tegenover het hof Niet altijd
Somer van de Middelburgse burgemeester Alexander de Muincq (1655-1719).
Hoewel geen gegevens over de aanleg bekend zijn, wijzen de namen van beide
buitenplaatsen erop dat Walleran Sandra zijn buitenhuis waarschijnlijk gelijktijdig
met dat van zijn overbuurman liet bouwen, zo rond 1692. De zilveren 'truweel'
die Jacoba Maria uit de boedel van haar vader kreeg, zou heel goed de troffel kun
nen zijn waarmee indertijd de eerste steen was gelegd. Veel Middelburgse regenten
bezaten woonsteden op het omringende platteland. Op laat-zeventiende-eeuwse
kaarten van Walcheren is het eiland bezaaid met buitenverblijven. De bronnen
geven echter zelden een goed beeld van de aankleding van deze huizen en hun
tuinen. Zelfs Smallegange is in zijn Nieuwe Cronyk van Zeelant uit 1696 spaarzaam
met gegevens. Over Popkensburg in Sint Laurens schrijft hij alleen dat de zintui
gen 'haer hier genoegsaem konnen vermaken'. Een bossage, een kolonie reigers en
'wandelingen met vroolijk pluimgediert' zorgden hier voor amusement. Steenhoven
en Swanenburgh noemt hij lusthoven 'met verscheide schoone kameren en aen-
sienelijke vertrekken'. De buitenplaats Oostkapelle die Willem le Sage in 1679 even
buiten Domburg liet aanleggen, was volgens Smallegange 'als een Vorstelijk Paleis'.9
Meer details geeft Smallegange niet. Het hof Niet altijd Winter bestond volgens de
inventaris na het overlijden van Jacoba Maria Sandra in 1723 uit een hoofdgebouw
met verschillende bijgebouwen, een oranjerie, boomgaarden, bossen en speelho
ven. Op het 128 gemeten en 55 roeden grote terrein (circa vijftig hectare) lagen
verder een hovenierswoning en een boerenbedrijf met de daarbij behorende wei- en
zaailanden.10 Het buitenhuis zelf was niet groot. Op de begane grond kwam men
binnen via de 'vloer', de centrale ingangshal waar vier oude gescheurde prenten van