118
VRUGTEN EN KREEFT
Verbeeldende de schrijende en de veijnsende Liefde' doen denken aan De Muincqs
beruchte amoureuze escapades, die hieronder ter sprake zullen komen. De beelden
van Heraclitus en Democritus passen bij het beeld van deze sluwe politicus dat
uit de ontwikkelingen in het Middelburgse stadsbestuur oprijst.13 Beide klassieke
schrijvers (meestal aangeduid als de treurende en de lachende filosoof) stonden
bekend om hun verschillende visies op het handelen van de mens. Heraclitus bena
drukte de donkere kanten en verfoeide bijvoorbeeld de hartstochten, omdat deze
de mens van zijn ambities afhielden, terwijl Democritus de menselijke zwakheden
van hun komische zijde bezag. Indien deze beelden bewust zijn aangekocht door
De Muincq, die bijna aan zijn hartstochten te gronde was gegaan, werpt dat een
aardig licht op het zelfbeeld van deze Middelburgse regent.
Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de beeldhouwers bij wie de Zeeuwse
regenten in het laatste kwart van de zeventiende eeuw hun tuinsieraden kochten.
Steekproeven in de registers van de Zeeuwse tol, die een beeld geven van het goe
derenvervoer over de Zeeuwse wateren, leveren regelmatig vermeldingen op van de
aanvoer van 'beeldekens' en 'gehouwen steen' uit Antwerpen.14 Zeeuwen kochten al
eeuwenlang kunst en luxegoederen in Antwerpen en het aanbod van tuinsieraden
was daar groot. Indien de Zeeuwse regenten voor aankopen bij beeldhouwers uit
die stad aanklopten, hoeft dat dan ook niet te verbazen. De afhandeling van de
nalatenschap van Jean Walleran Sandra wijst eveneens op aankopen in het zuiden.
Via advertenties in de Amsterdamsche Courant werd in de loop van 1713 de aan
dacht van het publiek gevestigd op de verkoop van zijn tuinbeelden.15 De aankon
diging dat op het hof Niet altijd Winter op 22 juni 1713 tegelijk met de planten uit
de oranjerie de nagelaten tuinbeelden en vazen van Walleran Sandra geveild zouden
worden, ging gepaard met de mededeling dat deze gemaakt waren door 'meesters
als Quellin, Xavery, Borchet, Koek, van Loo &c'. De eerste vier waren bekende
Antwerpse beeldhouwers: Artus Quellinus de jonge (1625-1700), Albertus Xavery
(1664-1728), Jan Pieter van Baurscheit de Oude (1669-1728) en Joannes Clau
dius de Cock (1668/1670-1736). De laatste beeldhouwer die in de advertentie
genoemd wordt, is mogelijk de Middelburgse kunstenaar Johan van Loo, die in
1693 zijn meestergeld aan het Lucasgilde betaalde. Over zijn werkzaamheden is
helaas niets bekend.16
Niet alle beelden op het hof Niet altijd Winter werden in 1713 verkocht. Uit het
reeds eerder genoemde 'Capitaalboek' van Jacoba Maria Sandra blijkt dat de zusjes
de buitenplaats en enkele tuinsieraden na hun vaders dood in gemeenschap behiel
den. Pas in het voorjaar van 1717 werd deze 'schoone plaisante Hofstede' openbaar
te koop gezet, mogelijk met het oog op het net gesloten tweede huwelijk van Jacoba
Maria met Abraham Boudaen Courten (1688-1745). Uit de verkoopadvertentie
blijkt dat in de tuin toen nog vier 'extra fraye en groote marmere vaazen met hun
pedestallen' en vier tuinbeelden van Venus, Flora, Diana en Ceres van de Antwerpse
beeldhouwer Albertus Xavery stonden. Samen met twee marmeren 'groepies', ver
vaardigd door Joannes Claudius de Cock, konden deze tuinsieraden twee dagen
vóór de veiling door eenieder bezichtigd worden. De buitenplaats zelf zou op 20
mei in Middelburg in de herberg 't Hof van Holland geveild worden, terwijl de
beelden twee dagen later op de buitenplaats verkocht zouden worden.17 Of deze
veilingen doorgang hebben gevonden, is maar de vraag. Het is niet ondenkbaar dat
zij op het laatste moment werden afgelast, omdat de zaken onderhands geregeld