Andere verzamelingen
120
VRUGTEN EN KREEFT
getroffen.21 Een inventaris uit 1716 vermeldt dat in de stadswoning van zijn broer
Johan Boudaen Courten 29 schilderijen en 4 portretten aanwezig waren, waarvan
er twee (een 'Brand van Troje' en een 'Sabijnse Maagdenroof') gemeenschappelijk
bezit waren van de erven van zijn vader Pieter Boudaen Courten sr., overleden in
1668. Op Boudaens buitenplaats Popkensburg hingen meer stukken. Hier werden
in 1716 bij de taxatie 66 schilderijen en 27 prenten aangetroffen.22 Ook de inven
taris van het hof Niet altijd Somer uit 1721 noemt een dergelijk aantal, te weten 71
schilderijen.23 Ondanks de schaarse gegevens is de conclusie gewettigd dat Walleran
Sandra's bezit aan schilderijen het gemiddelde ruim oversteeg en dat hij tot de echte
verzamelaars behoorde.
Veel belangrijker dan Walleran Sandra's collectie moeten de verzamelingen van zijn
zwager, muntmeester Hendrik van Dusseldorp (overleden 1710), van de Middel
burgse schepen David Grenier (overleden 1711) en van VOC-bewindhebber Johan
Cau, heer van Domburg (1635-1709), geweest zijn. De veiling van Van Dussel-
dorps verzameling werd op 2 april 1711 in de Amsterdamsche Courant aangekon
digd.24 Aangezien tot op heden geen catalogus is gevonden, blijft het gissen naar de
omvang van zijn verzameling. De aankondiging in de Amsterdamsche Courant doet
vermoeden dat de collectie belangwekkend genoeg werd geacht om te proberen bij
potentiële Hollandse kopers interesse te wekken voor de veiling. Van de veilingen
van de verzamelingen van Cau en Grenier bleven wel gedrukte catalogi bewaard,
die in 1752 door Gerard Hoet in zijn Catalogus of naamlijst van schilderijen met
vermelding van de behaalde opbrengsten werden gepubliceerd. Op de veiling van
schilderijen uit het bezit van Johan Cau die op 7 mei 1710 in Amsterdam werd
gehouden, kwamen 22 schilderijen onder de hamer, die samen ruim 4.600, dat
wil zeggen ongeveer 770, opbrachten.25 Slechts drie stukken brachten minder
dan 60 op: een vroeg-zestiende-eeuws schilderijtje van Herri met de Bles, getiteld
'een landschap daer in St. Joris', een landschap van Jan Both en een bloemstuk
van Maria van Oosterwijck. Het duurste schilderij was een 'Joseph en Maria' van
Rubens, waarvoor 840 betaald werd. Volgens de catalogus bezat Cau werk van
Italiaanse, Vlaamse en Hollandse meesters uit de zestiende en zeventiende eeuw.
Vooral de Italianen brachten veel op. Een schilderij van Rafaël ging voor 370 en
een 'Lucretia' van Guido Reni voor 400 van de hand. Zeeland was op deze vei
ling alleen door de in Hulst geboren Jacob Jordaens vertegenwoordigd, van wie een
'kapitael stuk', dat een bacchanaal voorstelde, voor 300 van eigenaar wisselde.
Gezien het kleine aantal stukken dat geveild werd, moet geconcludeerd worden dat
alleen de belangrijkste schilderijen uit de verzameling van Cau geselecteerd waren
ten behoeve van de veiling in Amsterdam. De overige stukken zullen, indien ze te
gelde gemaakt zijn, gewoon in Middelburg verkocht zijn.
De verzameling van David Grenier werd twee jaar later, op 18 augustus 1712, in
Middelburg geveild.26 Er kwamen 137 lotnummers onder de hamer, die samen
153 schilderijen behelsden. De opbrengsten werden in ponden Vlaams genoteerd.
Het betrof vooral werk van zeventiende-eeuwse Hollandse en Vlaamse meesters.
Zeeuwse schilders waren sterk ondervertegenwoordigd. Slechts van Dirk van Delen