Naakt of bloot
VRUGTEN EN KREEFT
131
explicieter. Bij de onverminderd populaire voorstellingen van Lot en zijn dochters
(Genesis 19, 30-38) stonden rond 1600 immer de verleidingskunsten van de doch
ters centraal.
De spanning tussen erotisch getinte onderwerpen en de heersende moraal zorgde al
vroeg voor discussie. Een biechtboekje uit 1518 erkende de problemen die derge
lijke voorstellingen opleverden: 'Item, ic heb naecte mans en vrouwen ende ander
onbehoorlijke figuren in mijn huys of glazen laten schilderen ende heb daer ghe-
neuchte ende delectatie in gehadt'.65 Niet voor niets keerde Erasmus zich in zijn
Institutio Matrimoni Christiani uit 1526 tegen zedeloze voorstellingen. Als voor
beelden noemde hij de 'Dans van Salome' en 'David die Bathseba bespiedt', twee
buitengewoon populaire onderwerpen die in tal van woonhuizen aan de muur te
vinden waren. Een eeuw later speelde de kwestie nog steeds en ageerde onder ande
ren Jacob Cats tegen zinneprikkelende voorstellingen aan de wand.66 Een gedicht
van Vondel op een voorstelling van Leda met de zwaan verwoordt het dilemma
waarvoor kunstbezitters gesteld werden, misschien wel het best:
Ay, schuif, van schaamte, de gordijn,
Voor d'onbeschaamtheit van Iupijn,
De zwaan, aan 't poezelig albast
Der moedemaackte Leda vast.
Het marmer schijnt hier pluim, en vel.
De kunst geef stof aan overspel.67
Van de schilderijen uit het bezit van Alexander de Muincq had bijna een kwart een
dergelijk zinneprikkelend karakter. Was het hof Niet altijd Somer een liefdesnestje
waar de lusten met behulp van zinneprikkelende schilderijen werden opgewekt,
zoals in Bredero's Moortje zo pregnant beschreven wordt?68
Rond 1700 lijkt de aanwezigheid van expliciete naaktschilderingen in de woon
huizen en buitenverblijven van Zeeuwse regenten geen problemen op te leveren.
Zowel in wereldse als in bijbelse thema's werden ontklede vrouwen zonder enige
géne afgebeeld. Bij onderzoek naar Dordtse boedelinventarissen uit de zeventiende
eeuw bleken schilderijen met voorstellingen van 'Susanna en de ouderlingen', 'Lot
en zijn dochters' of het 'Bad van Diana' zelfs in de woningen van 37 dominees,
ouderlingen en diakenen te hangen.69 Men zou kunnen stellen dat de zeventiende-
eeuwer bij het kijken naar dergelijke schilderijen vooral de zedelessen die in de
bijbelse scènes en vertellingen van Ovidius besloten lagen, voor ogen had. Maar
hoe vaak herkende de beschouwer de voorstelling en in welke mate dacht hij aan
de moraal? En in hoeverre was dit het oogmerk van de kunstenaar?70 De mate
waarin een naaktschildering als zinneprikkelend werd ervaren, zal sterk afhankelijk
geweest zijn van het karakter en het intellectuele niveau van de beschouwer. Naakt
is namelijk lang niet altijd bloot. Veel verzamelaars zullen schilderijen met scènes
uit de klassieke mythologie gekocht hebben om op subtiele wijze hun kennis van
de oudheid te kunnen etaleren. Net als bij de tuinsieraden, was de mate waarin de