Komst van een nieuw Zeeuws gewestelijk gezag ZEEUWSE FINANCIËN 45 gebouwd. De Zeeuwse Staten verzetten zich hevig tegen de belastingplannen van Alva met de 10e en 20e penning. Onder deze omstandigheden begon op 6 april 1572 in Vlissingen het verzet tegen Alvas troepen. De Staten van Zeeland waren al lang doende hun positie tegenover de graaf te ver sterken. In 1572 viel de macht van de landsheer weg en gingen de steden en Staten het machtsvacuüm opvullen. De Staten streefden er verder eveneens al jarenlang naar invloed van Holland in Zeeuwse aangelegenheden te weren. Als reactie op het in Brabant zetelende bewind van Philips en op betutteling door Holland volgden de Staten de regel: Zeeuwse zaken moeten in Zeeland door Zeeuwse instanties worden behandeld.6 Een van de voornaamste taken van een regering is ervoor te zorgen, dat zij voldoen de geld heeft voor de financiering van alle maatregelen die in het openbaar belang genomen moeten worden. In 1572 en volgende jaren ging het vooral om geld voor de oorlogvoering. Een belangrijk onderdeel van de nieuwe Zeeuwse regering was dan ook het samenstel van instanties dat de zorg voor het beheer van de financiën had. De Opstand heeft Zeeland van april 1572 tot in 1577 in tweeën gedeeld: een deel dat zich bij de Opstand aansloot, en een deel dat graaf Philips trouw bleef. De omvang van deze delen bleef niet gelijk en in de periode 1572-1577 kunnen in dit opzicht vijf fasen worden onderscheiden. In de eerste fase, van april 1572 tot begin augustus 1572, gingen Vlissingen en Veere, een gedeelte van het platteland van Walcheren, Schouwen, Duiveland en Sommelsdijk naar de Opstand over. Een deel van Walcheren met Middelburg en Arnemuiden, en Zuid-Beveland en Tholen bleven Philips trouw. Deze situatie werd in de tweede fase, lopend van begin augus tus 1572 tot februari 1574, gecontinueerd. Eind februari 1574 gingen Middel burg en Arnemuiden naar de Opstand over, waarmee de derde fase begon, waarin Walcheren, Schouwen, Duiveland en Sommelsdijk aan de zijde van de Opstand stonden en Zuid-Beveland en Tholen aan de zijde van Philips. Naar oppervlakte waren toen het opstandige en het niet-opstandige deel van Zeeland ongeveer gelijk, maar wat inwonertal en economische activiteiten betreft, was het opstandige deel belangrijker. Op Walcheren was een concentratie van handelsactiviteiten en Zierik- zee bezat een grote zoutindustrie. Bovendien was Walcheren strategisch van groot belang, omdat de opstandelingen vandaar de toegang tot Antwerpen en de Vlaamse kust beheersten en de handel op vijandelijk gebied, in het bijzonder van Engelsen, konden controleren. Voor het opstandige Zeeland was de derde fase een tijd van betrekkelijke rust. In september 1575 kwam aan die rust een eind door de inval van de vijand in Duiveland en Schouwen, die voor de Opstand verloren gingen op Zierikzee na, dat na een lang beleg begin juli 1576 de vijand in handen viel. In deze vierde fase, die tot begin november 1576 duurde, bestond het opstandige Zeeland slechts uit Walcheren, Sommelsdijk en tot juli 1576 het belegerde Zierikzee. Kort vóór de Pacificatie van Gent van november 1576 verlieten de onbetaalde vijande lijke troepen uit eigen beweging Schouwen en Duiveland, die weer aan de zijde van de Opstand kwamen. Daarmee begon de vijfde fase, waarin Zuid-Beveland en

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2010 | | pagina 47