ZEEUWSE FINANCIËN 51 een na het begin van de Opstand opgekomen erkenning van een onbepaald leider schap van Oranje, dat in het beschikkende deel van het regeringsreglement van de Unie van 1576 concrete vormen krijgt.33 Dat beschikkende deel regelt drie sectoren van regeringsbeleid. Voor de eerste sec tor, de oorlogvoering, ontvangt Oranje zeer ruime bevoegdheden, maar daarbij moet worden bedacht, dat de Staten beslissen hoeveel geld Oranje voor de oor logvoering krijgt. In het verbondsgedeelte van de Unietekst is een financieringsre geling voor de eerstkomende zes maanden opgenomen. Dan is de opbrengst van de Holland-Zeeuwse generale imposten voor de oorlogsfinanciering bestemd. De tweede sector van regeringsbeleid betreft de zorg voor het rechtsleven in engere zin, dat formeel aan de landsheer is voorbehouden, zoals het functioneren van het Hof van Holland, het verlenen van gratie, legitimatie en privileges, het vernieuwen van stedelijke regeringen. Oranje krijgt de bevoegdheid om te handelen zoals de lands heer zou hebben gedaan, maar wordt daarbij in verschillende opzichten beperkt. Voor de derde sector van regeringsbeleid, de godsdienst, krijgt Oranje een opdracht.34 Hij moet de uitoefening van de gereformeerde evangelische religie toe laten en handhaven en de uitoefening van religies die in strijd zijn met het evange lie, doen ophouden. In de praktijk werd in het bijzonder het rooms-katholicisme tot de laatstbedoelde religies gerekend. Oranje moest daardoor ingaan tegen zijn streven naar vrijheid van godsdienstoefening. Dan is er nog een vierde sector van regeringsbeleid, die alle andere zaken betreft. Voor dit zeer brede beleidsterrein regelt het reglement niets, zodat dit wordt over gelaten aan de bestaande regeringsinstanties, in Zeeland de Regeringsraad en de Staten. Na de Pacificatie van Gent scheen Oranje werkelijk stadhouder van Holland en Zeeland te zijn. Dit was in de Pacificatie vastgelegd en Philips' landvoogd in de Nederlanden, Don Juan, aanvaardde aanvankelijk de Pacificatie. Maar dit duurde niet lang en toen was Oranjes stadhouderschap weer even fictief als dat van vóór de Pacificatie. Oranje bleef onder meer als stadhouder optreden, maar zijn fictieve stadhouderschap was evenals in 1572 een bundel bevoegdheden. In de komende jaren was het Zeeuwse standpunt, dat Zeeland conform de Pacificatie van Gent onder het gouvernement van Oranje stond. Dit was niet zozeer een betuiging van afhankelijkheid van Oranje, als wel een middel om andere regeringsvormen, zoals de regering van Matthias, af te weren.35 In de gecompliceerde staatkundige situ atie in de Nederlanden die met de Pacificatie begon, bleven de Staten van Zeeland streven naar een sterke positie en vrijwaring tegen het absolutistische streven van Philips. De situatie in de zuidelijke gewesten, waar de centrale regering van de Nederlanden zetelde, lokte niet aan tot nauwere aaneensluiting. Geestelijken en adel namen er belangrijke posities in, terwijl die groepen in Zeeland politiek geen rol meer speelden. Op godsdienstig en politiek terrein was er instabiliteit. Politieke betrouwbaarheid van gewesten en gezagsdragers was niet verzekerd. Het bewind van Matthias van Oostenrijk, die in 1578 door de Staten-Generaal werd aangeno men als gouverneur-generaal van de Nederlanden en op zijn beurt Oranje tot zijn luitenant-generaal benoemde, werd door Zeeland (en Holland) niet erkend.36 Het dualistische systeem van vóór de Pacificatie, waarin Oranje en Staten naast elkaar stonden, werd na de Pacificatie voortgezet. Het komt niet altijd helder tot uitdrukking, maar als de Staten het nodig vonden de puntjes op de i te zetten, is

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2010 | | pagina 53