56
ZEEUWSE FINANCIËN
Op vermoedelijk dezelfde informele wijze, dat wil zeggen buiten een openbare
gezagsinstantie om, ging de Veerse koopman Walraven van den Braemsloot in 1572
inbeslaggenomen goederen beheren en administreerde hij daarnaast militaire uitga
ven, zoals soldijbetaling.60 Later kreeg hij een rentmeesterschap in het gewestelijk
financieel beheer.
Naast deze bijzondere oorlogsadministraties was er in Veere de stedelijke financiële
administratie, waar uit de begintijd van de Opstand weinig van bekend is, omdat
in 1940 rekeningen verloren zijn gegaan. Verder was er de domeinadministratie van
Philips II als heer van Veere, die niet door de Opstand werd onderbroken, maar
waarvan de opbrengsten wel voor de oorlogvoering werden gebruikt.61
In Vlissingen zijn, aanvankelijk vermoedelijk meer dan in Veere, de oorlogsfinan-
ciën een aangelegenheid van de stedelijke regering geweest, maar stedelijke rekenin
gen uit die tijd waar dit uit zou kunnen blijken, ontbreken. In juni 1572 verscheen
voor Vlissingen een vloot uit Lissabon met kostbare tropische producten die op
weg was naar de Antwerpse markt.62 De Vlissingers maakten zich meester van het
grootste deel van de vloot en bijna gelijktijdig van schepen uit de vloot waarmee
Medina Celi, de beoogde opvolger van Alva, naar de Nederlanden kwam.63 De buit
moet enorm geweest zijn. Hoewel er veel tussen kaai en schip zal zijn gevallen en
de lading vermoedelijk niet op de voordeligste manier te gelde is gemaakt, kwam
er waarschijnlijk een 450.000 gulden ter beschikking voor ordelijke besteding.64
Daarover rees een ernstig meningsverschil tussen de Vlissingers en Oranjes gouver
neur Tseraerts.65 Deze eiste de buit voor Oranje op, maar daar wilden de Vlissingers
niet van weten. Zij hadden immers de buit behaald en moesten zelf hun verdedi
ging en hun vloot betalen. Oranje die juist aan zijn inval in de Nederlanden was
begonnen en bij Roermond dringend geld nodig had66, maar aan de andere kant de
Vlissingers te vriend moest houden, besliste dat de buit bij helfte tussen Vlissingen
en hem verdeeld zou worden. Het Vlissingse deel van de buit was vermoedelijk te
groot om door de stedelijke administratie beheerd en te gelde gemaakt te worden.
Op verzoek van Vlissingen stelde Oranje voor administratie van de buit Jacques
Taffin in de zomer van 1572 aan als tresorier van oorlog voor Zeeland, in feite voor
Vlissingen.6' De administratie van Taffin eindigde op 1 juli 1573.
Schouwen en Duiveland met de steden Zierikzee en Brouwershaven gingen in
augustus 1572 in hun geheel naar de Opstand over. De gouverneur van Veere, die
voorlopig ook gouverneur van Zierikzee was, stelde voor de eilanden een opstandig
rentmeesterschap Beoosterschelde in en benoemde als rentmeester Tristram Jhane,
een van de vroegere klerken van de landsheerlijke rentmeester van Beoosterschelde.68
Het landsheerlijke rentmeesterschap Beoosterschelde bleef in het regeringsgetrouwe
eiland Tholen functioneren. Op Schouwen en Duiveland werden verder financiële
administraties ingericht, onder meer voor het beheer van geestelijke goederen.69 De
financiële administratie van de heerlijkheid Dreischor werd gehandhaafd.70
Bovenplaatselijke administraties
In 1573 werden in het opstandige Zeeland enige bovenplaatselijke financiële admi
nistraties ingericht die bestanddelen zijn geworden van het gewestelijke financiële
stelsel tijdens de Republiek. Het initiatief zal van Oranje zijn uitgegaan, op wiens
naam de functionarissen werden aangesteld. Oranje had als militaire leider van de
Opstand groot belang bij een goed geregelde geldstroom voor de oorlogsfinancie-