ZEEUWSE FINANCIËN
61
derschap, dat overigens inmiddels fictief was geworden. Het verzoek van de Staten
aan Oranje om octroy voor heffing was niet zozeer een erkenning door de Staten
van een algemeen oppergezag van Oranje, als wel het gevolg van een aarzeling van
de Staten om geheel uit eigen beweging tegenover de bevolking als belastingheffers
op te treden en de belasting desnoods met dwang in te vorderen. De goedkeuring
van Oranje tendeert naar een formaliteit waarbij de Staten besluiten en Oranje zijn
handtekening geeft. Toen de Staten een jaar later het heffingencomplex gedeeltelijk
en in gewijzigde vorm continueerden, kwam daar een octroy van Oranje niet meer
bij te pas.92 Een heffingsoctroy was een gepasseerd station. De Staten hieven voort
aan ook formeel uit eigen gezag.
De dienst van de Statenfinanciën bestond aanvankelijk uit vier naast elkaar functio
nerende regionale administraties, die in 1586 gecombineerd werden tot één gewes
telijke administratie onder de rentmeester van Walcheren als rentmeester van de
renderen.93 Zijn administratie werd de hoofdadministratie met de administraties
van Schouwen en Duiveland, Zuid-Beveland en Tholen als subadministraties.
Dienst van de domeinen
Philips II bezat als graaf van Zeeland domeingoederen die werden beheerd door
zijn rentmeesters van Bewesterschelde en Beoosterschelde. Deze rentmeesters had
den naast financiële ook andere taken en waren in het algemeen verlengstukken
van de centrale regering in Brussel. Voor de stad Tholen en het ambacht Schaker-
loo, die tot het district Beoosterschelde behoorden, was er een klein afzonderlijk
domeinbeheer.94 Tholen en Schakerloo hadden aan een tak van het Hollandse gra
venhuis behoord. Toen die tak in 1397 uitstierf, vervielen Tholen en Schakerloo
aan de graaf, maar hun domeinen bleven afzonderlijk onder een eigen rentmeester
van Tholen geadministreerd. Naast deze grafelijke domeinen bezat Philips sinds
1567 als heer van Veere, Vlissingen en Brouwershaven heerlijke domeinen in die
steden. In Veere en Vlissingen waren daarvoor afzonderlijke domeinadministra
ties onder eigen rentmeesters. Al deze grafelijke en heerlijke domeinadministraties
waren administraties van Philips waar de Staten geheel buiten stonden.95 Door de
Opstand werd het werkterrein van de grafelijke rentmeesters van Bewesterschelde
en Beoosterschelde beperkt tot de Zeeuwse gebieden die de landsheer trouw ble
ven: Zuid-Beveland, Tholen en tijdelijk van september 1575 tot in november 1576
Schouwen en Duiveland.
In het opstandige deel van Zeeland bleef alleen de Veerse domeinadministratie van
Philips in werking, maar, zoals reeds werd vermeld, kwam de opbrengst in de oor
logskas van de Opstand. De administratie van de Vlissingse domeinen van Philips
werd ondergebracht in de in 1573 ingestelde administratie van de geconfisqueerde
goederen van het ressort Vlissingen.96 Toen Oranje in 1581 de heerlijke rechten
in Veere en Vlissingen kocht, gingen de domeinen van die steden tot de Nassause
domeinen behoren.
Van de administratie van de in 1572 door de opstandelingen benoemde rentmees
ter van Beoosterschelde zijn over de eerste jaren van de Opstand geen gegevens
bewaard gebleven.
In 1577 zetten de Zeeuwse Staten het beheer van Philips' domeinen op hun agen
da. Zij behandelden de aangelegenheid behoedzaam. Philips was immers nog graaf
van Zeeland. Hij had buiten Zeeland nog steeds zijn domeindienst, die onder de