ZEEUWSE FINANCIËN 63 schap tot na de Pacificatie van Gent was blijven uitoefenen. Hij vroeg Oranje dan ook hem als rentmeester van Zuid-Beveland te handhaven.107 Omstreeks de tijd dat Oranje zijn rekest ontving, waren gedeputeerden van de Staten van Zeeland in Antwerpen bij hem om een aantal onderwerpen te bespreken. Oranje vroeg op 18 mei 1578 hun mening over het rekest. Nog op dezelfde dag deelden zij Oranje mee dat volgens hen tegen de benoeming van Wynrich niets in te brengen viel.108 Zou de wens van Serooskerke ingewilligd worden, dan zouden er in Bewesterschelde twee domeinrentmeesters zijn, wat in strijd zou zijn met de Keur van Zeeland van 1495. Oranje sloot zich bij de visie van de gedeputeerden aan en bevestigde de benoeming van Wynrich.109 Serooskerke liet het er niet bij zitten. Als trouwe dienaar van Philips in zware tij den zal hij in het Brabantse regeringsmilieu invloedrijke vrienden hebben gehad. Gouverneur-generaal Matthias schreef de Staten van Zeeland op 11 augustus 1578 dat zij in strijd met de Pacificatie van Gent hadden gehandeld en dat Serooskerke wat Zuid-Beveland betreft, in zijn rentmeesterschap moest worden gehandhaafd, waarmee in feite Oranje werd gedesavoueerd.110 Hij voegde eraan toe dat Oranje - plaatsvervangend gouverneur-generaal - hier nader over zou schrijven. Dat laatste was wel nodig, want Zeeland had Matthias niet als gouverneur-generaal erkend en de Staten konden zijn brief naast zich neerleggen. Inmiddels was ook gebleken dat in de Staten van Zeeland verschillend over de kwestie werd gedacht. In elk geval Goes steunde Serooskerke. De gedeputeerden van de Staten hadden in Antwerpen hun afwijzende visie aan Oranje gegeven zonder de Staten te raadplegen. Uit de verwijzing naar een nadere brief van Oranje blijkt al, dat Matthias' brief niet buiten Oranje om was verzonden. Mede gelet op de feitelijke machtsverhouding tussen Matthias en Oranje mag wor den aangenomen, dat de brief op instigatie van Oranje werd geschreven en dat Oranje rekening hield met bezwaren tegen de benoeming van Wynrich die in het regeringsmilieu in Brabant en elders leefden. Op 9 augustus 1578, twee dagen eerder dan Matthias' brief!, vroeg Oranje de Staten van Zeeland hoe er gereageerd moest worden op het standpunt van de landsheerlijke Raad van Finantiën en van Serooskerke en Goes, dat de benoeming van Wynrich in strijd was met de Pacifi catie van Gent en de Satisfactie van Goes voor zover Zuid-Beveland tot het ambts gebied van Wynrich werd gerekend.111 Matthias' standpunt wordt in de brief niet vermeld. Oranje plaatste zich weer in dezelfde situatie waarin hij in mei 1578 de gedeputeerden van de Zeeuwse Staten om hun visie had gevraagd. De Zeeuwse Staten waren verdeeld over de oplossing van de kwestie. Serooskerke werd in de Staten gesteund door Goes, Tholen en voorzichtiger door Zierikzee.112 Walcherse steden enerzijds stonden tegenover Zierikzee, Goes en Tholen ander zijds, een staatkundige en een kerkelijke tegenstelling die zich in die tijd niet alleen in de kwestie-Serooskerke openbaarde. De Walcherse steden hadden, zij het Mid delburg pas in 1574, definitief voor de Opstand gekozen en de reformatorische godsdienst begon er zich te verspreiden. Goes en Tholen hadden zich met succes tegen de Opstand verzet en waren rooms-katholiek gebleven. Volgens hun Satisfac ties van 1577 zou het rooms-katholicisme er de enige toegelaten godsdienst zijn. In 1578 liet de Goese stedelijke regering onder dwang toe, dat voortaan alleen de reformatorische godsdienst mocht worden uitgeoefend."3 In Tholen wisten refor matorisch gezinden hetzelfde resultaat te bereiken.114 Zierikzee was weliswaar reeds

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2010 | | pagina 65