ZEEUWSE FINANCIËN
65
Hoewel in 1578 het beheer van de Zeeuwse Tol als grafelijk domein in handen van
de Staten van Zeeland was gekomen, zette de landsheer, vermoedelijk kort na de
verovering van Antwerpen door Parma in 1585, een eigen rentmeesterschap-gene
raal van Bewesterschelde op. In elk geval van 1586 af tot in het eerste kwart van
de zeventiende eeuw was Melchior Nicolaes Schetz, zoon van de bekende financier
uit het midden van de zestiende eeuw Gaspar Schetz, landsheerlijk rentmeester
generaal van Bewesterschelde.124 Zoals reeds werd opgemerkt, was de administratie
van de Zeeuwse Tol zwaar belast met renten. Belangrijke rentetrekkers woonden in
Nederlands gebied dat onder landsheerlijk gezag stond. Van Middelburg uit gezien
waren dit inwoners van vijandelijk gebied, aan wie de Zeeuwse domeinadminis
tratie geen renten uitbetaalde. De administratie van Schetz zal zijn opgezet om
deze mensen hun op de Zeeuwse Tol gehypothekeerde renten uit te betalen. Het
waren immers schulden van de landsheer. Volgens een mededeling uit 1591 werd
in Antwerpen een Zeeuwse Tol geheven van het goederenverkeer naar de Repu
bliek.125 De opbrengst van die tol zal in de administratie van Schetz gevloeid zijn.
De rekeningen van Schetz werden door de landsheerlijke Rekenkamer van Roer
mond afgehoord.
Registratuur
Voor een regering is het van het grootste belang op elk moment te weten hoe de
publieke financiën er voor staan. De Zeeuwse regeringsordonnantie van maart 1574
schrijft daarom voor, dat de tresorier van oorlog Manmaker op elke vergadering van
de Regeringsraad aanwezig moet zijn met een summiere 'staet van den lande' van
wat er is ontvangen en nog ontvangen staat te worden en wat aan de militairen
te land en te water moet worden betaald.126 Volgens de regeringsordonnantie van
september 1576 moet de tresorier te allen tijde zulk een staat kunnen voorleggen en
volgens de instructie voor de Gecommitteerde Raden van 1578 moet de tresorier
een staat bij zich hebben, als hij in de vergadering van dat college verschijnt.127
In 1603 werd voor hetzelfde doel de Registratuur ingesteld, een kleine dienst die
ervoor moest zorgen dat de Staten steeds een overzicht van de toestand van de
gewestelijke financiën zouden hebben. Dit was in zekere zin een afsluiting van de
inrichting van het Zeeuws gewestelijk financieel beheer.128 De registrateur hield
de nodige registers bij. De registratie had ook betrekking op de Admiraliteit te
Middelburg. De dienst werd in 1649 opgeheven en zijn taak ging over naar de
Rekenkamer.
De mensen van de openbare financiën
Ten slotte nog iets over de mensen die de financiële machine aan de gang hiel
den. Tresorier-generaal Manmaker was een Antwerps koopman, evenals Charles
de Beaulieu, die vooral bij de licentheffing was betrokken. Henrick Somer, die
in 1572-1573 in Veere een oorlogsadministratie voerde, was een koopman met
internationale handelsbetrekkingen. De rentmeesters van de geconfisqueerde goe
deren in Vlissingen en Veere waren de houthandelaar Michiel Adolfsz. Vermaas en
de bierhandelaar Walraven van den Braemsloot. De rentmeester-generaal van de
domeinen van Bewesterschelde, Jacques Wynrich, was klerk geweest op het kan
toor van zijn voorganger Philibert van Serooskerke, die Philips trouw was geble
ven. Wynrichs collega van Beoosterschelde, Tristram Jhane, was voormalig klerk