68 ZEEUWSE FINANCIËN gebracht en een lakenimpost werd toegevoegd. De opbrengsten vloeiden in een centrale kas. De vorm van de wetgeving op de generale imposten van 1574 was ontleend aan de wetgeving van de Statenbelastingen in de late middeleeuwen. Het is een soort dub bele wetgeving.141 Philips geeft in zijn ordonnantie een summiere beschrijving van de belastingen en verklaart dat heffing zal geschieden volgens ordonnanties die de Generale Staten zullen opstellen. De vrij gedetailleerde heffingsordonnanties van de Generale Staten, één voor elke impost of groep van imposten, vormen de eigenlijke belastingwetgeving.142 In Zeeland gaf de invoering van de generale imposten van 1574 aanvankelijk pro blemen, omdat de druk te zwaar werd geoordeeld.143 De Zeeuwse Staten maakten een begin met de invoering van een eigen omvangrijk impostencomplex144, maar voerden spoedig toch het Hollands-Zeeuwse impostencomplex in. De Zeeuwse belastingopbrengsten kwamen in de administratie van de Zeeuwse tresorier van oorlog Manmaker terecht. De ordonnantie van 10 mei 1574 bestemt voor de oorlogsfinanciering naast het impostencomplex ook de opbrengsten van licenten op uitgevoerde goederen, sau- vegarden, buit, landsheerlijke domeinen en heerlijkheden, inbeslaggenomen goe deren en boeten van uitgeweken personen die willen terugkeren. Centrale kas voor generale imposten Een enkele opmerking over een centrale kas voor belastingopbrengsten. Daarmee is bedoeld één kas waarin de belastingopbrengsten uit het gehele heffingsgebied van de belastingen terechtkomen. Is het heffingsgebied verdeeld in kwartieren, zoals in 1574, of zoals later in provincies, dan gaat het om één kas voor de gezamenlijke kwartieren of provincies. Vrij algemeen zijn auteurs ervan uitgegaan dat van op eenparige voet geheven belas tingen pas sprake is, als de belastingopbrengsten in een centrale kas vloeien. Deze opvatting is vooral geuit met betrekking tot artikel 5 van de Unie van Utrecht, dat eenparige belastingen voorschrijft.145 Een grondslag voor deze opvatting is er niet. Eenparige of uniforme belastingen en een centrale kas zijn verschillende zaken die elk hun eigen merites hebben. Door uniforme belastingen wil men een gelijke belastingheffing in het gehele heffingsgebied bereiken. Concreet gesteld: een inwo ner van Zeeland wordt niet zwaarder of lichter belast dan een inwoner van het Noorderkwartier. Van een centrale kas kan men in het algemeen het nut beplei ten, maar de omstandigheden waaronder die zou moeten werken, mogen niet over het hoofd worden gezien. De communicatiemogelijkheden in het heffingsgebied, onder meer de snelheid en veiligheid van geldtransporten, zijn van het grootste belang. Ook andere factoren kunnen een rol spelen. In Holland en Zeeland heeft men in 1574 en volgende jaren de inrichting van een centrale kas als een afzonderlijke aangelegenheid onder ogen gezien. In 1575 bepaalden de Staten van het Noorderkwartier hun standpunt ten opzichte van een centrale kas voor de opbrengsten van de generale imposten.146 Aanleiding was een concept van de Staten van Zuid-Holland, waarin blijkbaar een centrale kas was opgenomen waaruit de lasten van de drie kwartieren betaald zouden worden. Het Noorderkwartier wees een centrale kas af met het argument dat in 1574 de onmoge lijkheid daarvan was gebleken. Blijkbaar had men dus in 1574 een centrale kas voor

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2010 | | pagina 70