102 JAARVERSLAGEN 2010 voorwerpen die afkomstig zijn van de consul-generaal, te weten een ingelegd houten doosje, een theetafeltje, een koranstandaard, enige sieraden en drie tinnen potjes. In de collectie bevinden zich al enkele door de consul-generaal zelf geschonken voorwerpen uit Turkije. Na zijn promotie in de rechten te Leiden was Theunis Jacobus Johannes van Uije Pieterse een aantal jaren als advocaat in Den Haag werkzaam. In 1888 werd hij aangesteld als drogman (tolk) en kanselier bij de Nederlandse vertegenwoordiging in Constantinopel. Vijf jaar later werd hij er consul. In 1906 werd hij overgeplaatst en werd consul-generaal te Smyrna, waar hij tot aan zijn pensioen in 1921 bleef. Daarna keerde hij terug naar Den Haag. Hij was Officier in de Orde van Oranje-Nassau en kreeg onderscheidingen in de Turkse ordes van Osmanie en Medjidie. Sinds 1904 was hij lid van het Zeeuws Genootschap. In 1906 schonk hij een aantal voorwerpen uit Turkije, zoals een koperen olielampje en een reukwerkkan met een doosje met reukwerk. Het particuliere archief, dat enkele tientallen brieven, foto's, genealogische aan tekeningen en andere documenten uit de periode eind achttiende tot begin twintigste eeuw bevat, betreft niet alleen de consul in Turkije, maar ook diens vader, Theunis van Uije Pieterse (1819-1903), notaris te Vlissingen van 1848 tot 1891. Deze was maar liefst vijftig jaar gemeenteraadslid (1851-1901). Ter gelegen heid van dit jubileum werd hem op 9 september 1901 door de Gemeente een gouden gedenkpenning met oorkonde uitgereikt. Hij was daarnaast 25 jaar wethouder in Vlissingen (1864-1889) en lid van Provinciale Staten van Zeeland (1878-1895). In 1901 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje- Nassau. Van zijn hand verscheen de Handleiding tot de beoefening van het notaris ambt (1846, een in vakkringen bekend werk dat een aantal malen is herdrukt). Ook was hij de auteur van de Proeve van wetherziening betrekkelijk het tweede en verder huwelijk (1877), waarvan exemplaren met aantekeningen bij het geschonken familiearchief zitten. In 1883 werd hij lid van het Genootschap. Tevens schonk de kleindochter van van Uije Pieterse een (eveneens per codicil te vermaken) nog onbekend schilderij van J.F. Schütz jr. (1888), voorstellende een hoogaars voor Vlissingen. In de collectie van het Genootschap bevinden zich ver schillende werken van de schildersfamilie Schütz. De Turkse voorwerpen, het familiearchief en het schilderij vormen een interessante aanvulling van de ver zamelingen. Het archief is in 2010 overgebracht naar het Zeeuws Archief. Een in het archief aangetroffen ingelegd gesneden houten fotolijstje is overgedragen aan het Zeeuws Museum, waar te zijner tijd ook de overige voorwerpen zullen worden ondergebracht. Een op verzoek van de kleindochter aan de gemeente Vlissingen voorgelegd verzoek, een straat naar haar overgrootvader te noemen, werd afgewezen, omdat het noemen van een straat naar een persoon niet meer de voor keur heeft. Op een eerder verzoek hiertoe werd in 1972 ook negatief geantwoord. Natuurhistorische Voorwerpen: Onderafdeling Mollusken De conservator F.A.D. van Nieulande bericht als volgt: Dit jaar is opnieuw een aantal voorwerpen aan de collectie Zeeuwse mollusken toegevoegd en geregistreerd. Op 29 juni werd via Peter de Dreu (voorzitter van de Werkgroep Geologie) contact opgenomen met Frans Mol, hydrograaf van Rijkswaterstaat, die aantal botten had verworven welke opgediept waren bij de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2011 | | pagina 104