FRANSE VLUCHTELINGEN
57
West-Staats-Vlaanderen en de eerste refuge
In het land van Cadzand arriveerden voor 1604 minder inwijkelingen dan elders.
Het gebied lag toen immers in de frontlinie. Toch vinden we daar sporen van
Franstaligen die betrekkelijk vroeg kerkelijk bediend werden. Zo werd op 24
augustus 1584 Chrestien du Blocq, Frans schoolmeester in Sluis, aangewezen om
als pasteur op te treden voor de Franstalige bewoners.7 In 1587 bezette Parma Sluis,
waarop veel burgers via Breskens naar Walcheren en elders vertrokken.
Aan het begin van de zeventiende eeuw begon echter bij het keren der oorlogs
kansen de immigratie op gang te komen in Staats-Vlaanderen. In 1604 veroverde
Prins Maurits het gebied. Het gewest werd bestuurlijk onder de Staten-Generaal
gebracht. Dat bood de mogelijkheid tot een wijkplaats voor gereformeerden en
doopsgezinden uit de onder Spaans beheer staande zuidelijke gewesten. Ver
mogende Nederlanders die elders woonden, werden overgehaald tot het bedijken
van stukken land in het geïnundeerde gebied. Mede dankzij hen en hun pachters
en boeren werd het ene na het andere gebied in de eerste helft van de zeventiende
eeuw als polder op de zee teruggewonnen.
Op deze herwonnen grond vestigden zich binnen betrekkelijk korte tijd nieuwe
bewoners. Dit waren vooral protestanten uit de Vlaamse en Waalse streken van het
huidige België. In 1617 kwam een stroom van Walen en Fransen op gang naar de
pas bedijkte streken van Groede. Al in 1619 maakten zij een belangrijk deel uit van
de bewoners van Groede. Van 1622 af waren daar Franse kerkdiensten met een
eigen predikant. Negen jaar later, in 1631, was het aantal Waalse' gereformeerden
opgelopen tot 120 avondmaalsgangers.
Voor een onderzoek naar het taalgebruik is een uitlating van de nieuwe predikant
van Groede van belang. Als argument bij zijn verzoek om verhoging van zijn trak
tement (21 september 1631) zegt hij dat zijn werk te zwaar is om 120 lidmaten te
bedienen 'die de Nederduitsche tale weinig verstaan.'8 De predikant zegt niet dat ze
geen Nederlands begrijpen.
In de loop van de tijd volgden nog andere Waalse en Franse immigranten. Het gaat
aanvankelijk nog om bescheiden aantallen. Ook al werden zij bediend door een
eigen predikant, de kerkelijke gemeenschappen waren niet groot. Bovendien deed
zich wederom ontvolking voor in de streek, doordat de inundaties na het Twaalfjarig
Bestand (na 1621) werden uitgebreid. Dat neemt niet weg dat de Franstalige immi
granten op sommige plaatsen, zoals Groede, naar verhouding een behoorlijk deel
van de bewoners hebben gevormd. Bovendien bleven er immigranten komen.
In Aardenburg kwamen omstreeks 1611 personen uit de 'Waalse kwartieren',
vooral aangetrokken door de nieuwe polders van 'de dijkage van Sint Kruis'. Reeds
in 1611 vroeg de Waalse synode via de classis Walcheren van de Nederduitse
kerken aan de Staten-Generaal voor Aardenburg een tweede predikant die zich ook
in het Frans kon redden. De registers van Groede bevatten van 1638 af namen van
personen die oorspronkelijk uit Artois en verschillende plaatsen in de omgeving
van Rijsel, Doornik en leper kwamen, bovendien nog veel meer van wie wordt
gezegd dat zij zijn 'geboren in Frankrijk' of'in het Waalse land'. In 1635 kwamen
andere immigranten uit Marck (bij Calais), die zich in Sint Anna ter Muiden ves
tigden.9 Anderen uit Boulogne, Calais en Marck gingen in de jaren 1647, 1665 en
1670 naar Oostburg.10