Immigratie in Staats-Vlaanderen FRANSE VLUCHTELINGEN 59 testanten, dat is 1/6 van de hele bevolking, Den Haag kreeg er 2750 en Rotterdam weer wat minder. Deze vluchtelingen hadden veelal een relatieve welstand en een behoorlijk oplei dingsniveau. Ze waren vooral economisch welkom in de opleving na de oorlog van 1672. Hollandse en Zeeuwse steden wedijverden om hen binnen te halen. De Staten van Zeeland bijvoorbeeld wilden op die manier de regionale economie sti muleren. Voor zover de immigranten niet in het leger of in een intellectueel beroep kwamen, waren zij in de handel werkzaam of als ambachtsman. Ze handelden in horloges en klokken, in laken en zijde, en ze waren vooral in de Hollandse steden betrokken bij modeartikelen (pruikenmaker onder andere). Ook de papier- en glashandel was vaak in handen van de Franse immigranten. Door Franstalige ge reformeerde gemeenten op te richten als Verlengstuk van de publieke kerk' had men een aantrekkelijke manier om die immigranten te lokken, zeker als de over heid soepel was met het betalen van hun predikanten of het beschikbaar stellen van een kerkgebouw. De oorlog met Frankrijk (1672-1678) had diepe sporen nagelaten in West-Staats- Vlaanderen. Aardenburg had zich met succes verdedigd, maar Sluis was zwaar gehavend. Velen waren weggegaan, zodat de streek weer behoorlijk ontvolkt was. Hele arealen bouwland stonden onder water of lagen braak. Voor huizen en hof steden waren nauwelijks bewoners te vinden. Boerderijen raakten in verval, mis oogsten en lage prijzen zorgden voor een algemene verarming. De toestand was treurig, de malaise groot en het vooruitzicht op verbetering klein. Immigratie van nieuwe bewoners die een bestaan wilden opbouwen in Staats-Vlaanderen was in deze omstandigheden meer dan welkom. Nog in het begin van 1685 ruim een half jaar vóór de opheffing van het Edict van Nantes - arriveerden in Groede de nieuwe vluchtelingen, de zogenaamde tweede refuge. Het waren er zoveel dat de bestaande Franse kerk spoedig te klein was. Daarom voelde de Franse kerkenraad van Groede zich genoopt een galerij in de kerk aan te brengen om iedere kerkganger een zitplaats te kunnen bieden. Hoewel deze galerij plaats bood aan zo'n honderd tot honderdtwintig personen, bleek ze spoedig te klein. In het dorp waren ook te weinig huizen om de nieuwe bewoners onder te brengen. Tegen 1687 was het aantal leden van de Franse kerk van Groede groter dan van de Nederduitse. Wat het aantal vluchtelingen betreft dat hier in 1685 en het eerste halfjaar van 1686 aankwam, komt De Hullu tot zo'n 1.000 personen. In januari 1686 waren buiten Oostburg, Aardenburg en Sluis op het platteland meer dan 560 vluchte lingen komen wonen. Hiervan was de helft neergestreken in Cadzand, zo valt af te leiden uit een verslag van het College van het Vrije van Sluis (12 januari 1686).14 De magistraat van Oostburg, dat met Sluis het diepst in verval geraakt was, informeerde de Staten-Generaal op 5 juli 1686 dat op dat moment in hun stad zo'n 230 vluchtelingen waren. En het aantal vermeerderde nog dagelijks.15 Volgens een lijst, door het stadsbestuur van Aardenburg opgesteld, waren op 9 juli 1686

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2011 | | pagina 61