62
FRANSE VLUCHTELINGEN
rijke boerenfamilies in de streek.26 Over Albert le Bleu lezen we dat hij in juli 1697
zijn broer Antoine uit de Leie-streek bij Rijsel ging ophalen, terwijl hij zelf al
geruime tijd in Staats-Vlaanderen woonde en in Groede lid was van de Waalse
kerk.27 De stamvader van het geslacht Hennequin kwam met zijn vrouw Marie le
Leu en zijn zes kinderen op 31 augustus 1698 uit Herlies (enkele kilometers ten
zuiden van Rijsel) en vestigde zich op een boerderij onder Heille, een pacht-
boerderij. In tegenstelling tot veel van hun medevluchtelingen ontwikkelden de
Hennequins zich van landbouwers tot grondbezitters en bestuurders.
Een steekproef in het begraafboek van de Nederduitsch gereformeerde Gemeente
van Groede van 31 mei 1706 tot 31 december 1732 geeft informatie over de plaats
waar de overledenen zijn geboren. Van de eerste 500 begravingen zijn er 6 a 7%
geboren in streken en plaatsen in het huidige België, ongeveer 15% van de Groese
doden zijn geboren in het huidige Frankrijk. De anderen zijn geboren in Staats-
Vlaanderen of Zeeland.28 Dit laat zien dat in Groede behalve een Franstalige
immigratie, in de eerste decennia van de achttiende eeuw (ook) een substantiële
immigratie uit Vlaamse gewesten heeft plaatsgevonden.
Groede moet met zo'n gemengde bevolking in die tijd wellicht een tweetalig dorp
zijn geweest, waarbij het grootste deel zich op een of andere manier zowel in het
Frans als het Nederlands heeft kunnen redden.
Politieke aspecten na 1700
De volgende fase in de immigratie naar West-Staats-Vlaanderen vindt plaats
tijdens de Spaanse Successieoorlog (1702-1714). Begin 1708 slaagde het Franse
leger erin om Brugge en Gent te veroveren. Om de controle over deze plaatsen te
verzekeren marcheerden de Fransen vervolgens naar Oudenaarde, waar ze op het
Engels-Nederlandse leger stuitten en ze een forse nederlaag leden. De Engels-
Nederlandse troepen belegerden vervolgens Rijsel. De stad capituleerde in
december 1708. Kort daarop volgden Brugge en Gent. De troepen van de
Republiek werden belast met het bestuur en legden er een garnizoen.
Twee predikanten deden in Rijsel dienst, een voor de Nederlandstaligen, de ander
preekte in het Frans. Binnen twee maanden kwamen er in Den Haag berichten dat
in Rijsel en omgeving velen zich tot het protestantisme bekeerden. Het gerucht
wilde zelfs dat het om 4000 personen ging. De Waalse synode wilde weten wat van
de geruchten waar was. Op haar voorstel stuurde de Raad van State een van de
Franse predikanten van Den Haag naar Rijsel. Het getal bleek overdreven, maar de
aantallen waren indrukwekkend.29
Binnen enkele maanden stuurde de afgevaardigde een lijst naar Den Haag met
namen van hen die in het openbaar het roomse geloof hadden afgezworen. Op
de eerste lijst van 846 personen uit april 1709 komen de in Zeeuws-Vlaanderen
bekende namen voor van onder meer Benteijn, Butin, Du Bois, Du Burcq, Le
Clercq, Le Grand, De Hullu, Le Mahieu, Le May, Poissonnier. Het betreft hier
vluchtelingen uit Quesnoy-sur-Deule en dorpen in de onmiddellijke omgeving van
Lille. Dit vond in de maanden daarna nog enkele keren plaats. Zo ook in Rongy
en enkele dorpen bij Doornik in juni 1711 en in Armentières en omstreken. Bij
elkaar waren er zo n 1000 bekeerlingen. Bij de laatste groep worden personen met
de naam Becu, Boidin, Bouvin, Fremaut, Petillon en Salomé genoteerd.30