64
FRANSE VLUCHTELINGEN
Voor de gewone vluchtelingen was het minder vanzelfsprekend. Bovendien was
hun milieu verschillend. In Leiden woonde de meerderheid van de vluchtelingen
in één stadswijk. Daarom 'kostte [het] hun (de Walen) geen moeite ook in het
dagelijks leven het Frans als voertaal te gebruiken'.33 In Amsterdam woonden de
hugenoten eveneens bij elkaar. In de grote steden van Holland leefden bovendien
onder de vluchtelingen serieuze hoop en verwachting van een repatriëring, een
terugkeer naar Frankrijk, aldus Berkvens-Stevelinck, wat gunstig was voor het
behoud van het Frans en slecht voor de assimilatie.34 De hoop op terugkeer treffen
we ook eind zestiende, begin zeventiende eeuw aan bij de Vlaamse calvinisten die
naar de Republiek waren uitgeweken.
De rol van de Franse predikanten in de Republiek - er kwamen zo'n 300 pasteurs
met de vluchtelingen mee - is in veel opzichten cruciaal geweest. Zij hadden er
alle belang bij om de Franstalige kerk te profileren.35 Eerst trouwden de leden in
eigen kring, na verloop van tijd, vanaf de tweede generatie, kregen de 'gemeng
de huwelijken' de overhand, wat wijst op een tendens tot assimilatie. Het lijkt
erop dat de situatie in westelijk Staats-Vlaanderen niet wezenlijk anders is
geweest.
Uit verschillende gegevens kunnen we afleiden dat veel immigranten in Staats-
Vlaanderen zeker tot 1720 onderling nog wel Frans spraken als het nodig was.
Dat betreft praktisch de eerste generatie. Hun kinderen en kleinkinderen leerden
Nederlands. Aan het eind van de achttiende eeuw lijkt de vernederlandsing volle
dig. Het aantal lidmaten van de Waalse kerken is dan sterk teruggelopen. Zo
bestaat de Waalse kerk van Aardenburg in de periode 1740-1800 uit slechts enke
le tientallen lidmaten, met een lichte toename in de loop van die eeuw. Op 20
augustus 1792 telde de gemeente slechts 31 lidmaten. Van de 32 leden in okto
ber 1794 zijn dan nog in hoofdzaak notabelen en andere Franssprekende autoch
tonen lid, dankzij hun goede opleiding bijvoorbeeld op kostscholen.36
Betrekkelijk weinig nazaten van vluchtelingen treft men dan nog onder de kerk
leden aan.37
Over de repatriëringsverwachting onder de vluchtelingen in Staats-Vlaanderen
bestaat voor zover bekend geen enkel gegeven. Het lijkt erop dat de immigranten
in West-Zeeuws-Vlaanderen, met name de boerenfamilies, zich definitief kwamen
vestigen. De snelheid van aanpassing, de wijze waarop en het tempo waarin ze zich
via grondbezit tot een klasse van 'eigenerfde' boeren opwerkten, alles wijst op een
weloverwogen en blijvende vestiging. Ook de doelgerichte manier waarop enkele
boerenfamilies zich in het bestuur manifesteerden duidt hierop. De immigranten
in Staats-Vlaanderen kwamen niet als tijdelijke asielzoekers.
Het geval Du Flo
De schoolmeester Isaac du Flo uit Groede telg van vluchtelingen - schreef een
autobiografie die enkele details over contacten en aanknopingspunten voor hun
taalgebruik bieden. Uit dit gezin Du Flo is de oudste zoon, Jan Francois, op dat
moment negentien jaar oud, geboren te Herlies, in 1693 naar Cadzand gekomen.
Kennelijk kwam hij de situatie verkennen. Pas het jaar daarop, in 1694, volgden
de overige leden van de familie. Deze Jan du Flo trouwde in Groede met een
meisje uit een gezin Bosschaard (ook: Bosschaart). Dit gezin was afkomstig uit de