68 FRANSE VLUCHTELINGEN was, naar het buitenland naar school 'om syn aengeboore tael niet te vergeten'. Hieruit blijkt hoe snel de assimilatie plaats had gevonden. Op 7 april 1685 meldde Louis Labruyere, Frans diaken in Aardenburg, dat hij door de Raad van State was begunstigd met het voorlezers- en schoolmeestersambt van Eede. Hij moet dus of tweetalig geweest zijn of het Nederlands als primaire taal hebben gehad. In 1705 wordt in Aardenburg de vrouw van de Franse schoolmeester Charlet van het avondmaal afgehouden in de Nederduitse kerk, wegens ruzie met een lid van de magistraat. Charlets vrouw moet Nederlandstalig zijn. Trouwens de Franse school meester geeft catechisatie in de Nederduitse gemeente. Een sprekend geval deed zich in Oostburg voor. Toen Abraham Acar, voorzanger en onderwijzer, daar in 1705 stierf, wilden ze wel eens een goede Franse schoolmeester anders liep de kerk leeg: Acar had veertien jaar lang geen les in rekenen en taal gegeven en daardoor hadden sommige ouders hun kinderen naar de Nederduitse school gestuurd. Zo verliep dus de assimilatie wel erg gemakkelijk. In 1738 moest de Franse schoolmeester van Aardenburg, Martin de Champagne, zich verantwoorden bij de Waalse kerkenraad omdat hij lesgaf in het Nederlands. Zijn verweer was dat hij anders geen bestaan had. Een van zijn opvolgers, David Mazel, die waarschijnlijk niet goed genoeg was in vergelijking met de Nederduitse schoolmeester, moest dan ook ondersteund worden om niet tot armoede te vervallen. In datzelfde jaar 1738 vroeg juffrouw Kornelia de Smidt attestatie naar de Franse zusterkerk in Aardenburg. De Nederduitse kerkenraad had geen aan merkingen op haar gedrag, maar merkte wel op dat deze juffrouw de Franse taal niet beheerste. Dat de Franse kerk zeker in die latere periode niet meer de kerk van de vluchte lingen was maar van een sociale groep die Frans sprak, blijkt in Aardenburg ook uit veelzeggende kleinigheden. Zo is Abraham van den Broecke in 1805 ouderling in de Franse kerk en weigert hij om die reden een benoeming tot ouderling in de Nederduitse kerk. Als de oude ds. Moens na het vertrek van zijn college in decem ber 1796 weigert extra predikbeurten te vervullen, zoekt de kerkenraad een oplos sing door een beroep te doen op de diensten in de Waalse kerk te meer daar de leden van deze gemeente het Nederduitsch verstaan'. Ook andere gebeurtenissen wijzen erop dat de Waalse kerk van Aardenburg zich in die periode niet uitsluitend op Franstaligen richtte. Zo stelt de kerkenraad van de Nederduitse gemeente op 11 december 1776 met spijt vast dat de predikant van de Waakse kerk een paar in ondertrouw heeft genomen 'die geen Waalsch of Fransch verstaan', in dit geval een rooms-katholieke man uit Vlaanderen en een vrouwelijke lidmaat van de Nederduitse kerk. Eerder (8 februari 1775) had dezelfde predikant een doopdienst gehouden waarbij én het doopformulier in het Nederlands is gelezen én het sacrament in die taal is bediend. In december van dat jaar heeft dezelfde predikant een stel in ondertrouw genomen van wie de man lid is van de Nederduitse gemeente en de vrouw doopsgezind.50 Ook vinden in Aardenburg in de tweede helft van de achttiende eeuw geregeld attestaties van de Nederduitse kerk naar de Waalse gemeente plaats, meestal uit persoonlijke situaties of menselijke verhoudingen verklaarbaar. Zo is de latere burgemeester J.A. Stroes met zijn aanstaande in 1765 in de Waalse kerk getrouwd omdat hij ruzie kreeg over tijd en plaats van zijn ondertrouw bij ds. Moens.51

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2011 | | pagina 70