Het 'hoofdciersel'
78
GOUDEN STUKKEN
Het luiden van de klokken, de kroningshandeling, het volksfeest, de optocht door
het dorp, de maaltijd met het gemeentebestuur: het waren elementen waarmee
Lodewijk een ritueel creëerde. In feite zien we hier een 'invention of tradition' - de
term werd gemunt door de Britse historicus Eric Hobsbawm.8 Lodewijk Napoleon
bouwde lokale gewoonten om en introduceerde zo een nieuwe rituele praktijk. Hij
mikte met name op jonge mensen en jonge gezinnen - voor zijn oogmerk de
geschikte doelgroep. Jonge vrouwen werden opgeroepen om deze dag ook naar het
gemeentehuis te komen, waar zij werden aangespoord om het voorbeeld van de
verdienstelijke moeder te volgen. De president van het gemeentebestuur van
Ellewoutsdijk noemde de bekroonde 'braave huijsmoeder' een mooi voorbeeld
voor de jonge dochters uit zijn dorp: wanneer gij lieden ook eens eenmaal moeder
wordt, doet zo als zij deeden, en neemt bij deze plechtige gelegenheid en van nu af
aan het vaste besluit ook ik zal alle mijne kinderen zogen'.9 Voor het welslagen van
de borstvoedingscampagne moesten ook de mannen meewerken. De president van
het gemeentebestuur van Ellewoutsdijk bedankte de echtgenoot van de bekroonde
vrouw, omdat hij vermoedde dat de lokale zoogkampioene wel door 'haren waar
dige man' aangespoord zou zijn.10
Uit de wijze waarop Lodewijk de ritualisering ter hand nam, blijkt dat hij goed op
de hoogte was van de lokale gebruiken. Anders ligt dat met het hoofdsieraad dat hij
tot inzet van de plechtigheid maakte. In zijn verordening speelde het 'hoofdciersel' op
twee manieren een rol. Hij gaf de bekroonde vrouwen er een cadeau en verbood vrou
wen die hun kinderen niet zelf hadden gevoed er een te dragen. Het is uiterst onwaar
schijnlijk dat Lodewijk in beide bepalingen hetzelfde hoofdtooisel op het oog had.
Over het geschenk voor de verdienstelijke moeders bestaar weinig onduidelijkheid.
Zij kregen een gouden oorijzer. In de archiefstukken van de gemeentebesturen
en de landdrost staat het cadeau met die benaming omschreven. Ook was een
dergelijk oorijzer, uitgereikt aan Leuntje Pieterse Meulpolder, te zien op de
tentoonstelling van Zeeuwse streekdrachten die in 1924 in Middelburg werd
gehouden. Het oorijzer (ook wel hoofdijzer genoemd) was een functioneel
sieraad, dat in de toenmalige streekdracht niet gemist kon worden. Het werd in de
ondermuts gespeld en hield de muts op het hoofd van de vrouw geklemd. Het
bestond uit een zilveren beugel met aan de uiteinden kleine gouden rechthoeken,
die 'stukjes' of 'stikjes' werden genoemd. Alleen deze gouden stukjes waren buiten
de muts zichtbaar. Ze zaten aan beide zijden dicht tegen het gezicht, ter hoogte van
de mond of halverwege de wang. Minder vermogende vrouwen hadden geen
gouden maar koperen stukjes aan de uiteinden van de beugel.12
Minder duidelijk is welk sieraad Lodewijk wilde verbieden voor vrouwen die hun
kinderen geen borstvoeding gaven. In de verslagen wordt dit 'hoofdciersel' op ver
schillende manieren omschreven. Daarbij rijst de vraag of de koning en degenen
die uitvoering gaven aan zijn decreet wel precies wisten waar ze het over hadden.
Aantekeningen die de vorst maakte over de vrouwenkleding op Zuid-Beveland
roepen al meteen de vraag op of hij wel goed gekeken heeft.