98
WEGGAAN OF BLIJVEN
Afb. 2. Doos met nog ongeopende brieven. The National Archives, Londen. Foto E. van der
Doe.
zoals planter Jan van Ruiven, die met zijn gezin al enige jaren op Tobago woonde,
voordat hij naar Suriname verhuisde.8 Als er gezinnen arriveerden, waren dat vaak
Sefardische Joden, voor wie de veiligheid van de eigen geloofsgemeenschap voorop
gestaan zal hebben. Het overgrote deel van de emigranten kwam, net als Willem van
Rasenberch, zonder gezin. Vergelijking van de gegevens van de Zeeuwse Rekenka
mer over de periode 1668-1675 met betrekking tot emigrantenvervoer - overigens
alleen indicatief te gebruiken vanwege veel hiaten - met een lijst van mannelijke
inwoners uit 1675, laat zien dat slechts zes procent van de vervoerde mannen op de
lijst vermeld wordt.9 Waar bleven die andere emigranten?
De historici Van Lier en Van der Meiden refereren in dit verband aan het door
de latere gouverneur Jan Jacob Mauricius bij de kolonisten gesignaleerde 'animus
revertendide wil om terug te keren. Dat betekende hard werken om bij terugkeer
in het vaderland een aangenaam leven te kunnen leiden. In het corpus waarin zich
ook de brieven van de Aerdenburgh bevinden, zijn hiervan verschillende voorbeel
den te vinden. Ambtenaar Alexander Batij bijvoorbeeld stuurde aan zijn vader 'een
once a twee stoff goudt, zal zoo nu en dan wat zenden om een capitaeltje te
hebben als ick int vaderlandt kome Kolonist Willem Blaeu schreef zijn moeder
dat, als je bereid was hard te werken, men 'hier seer wel sijn fortuyn can maecken'.
En als dat niet lukte? Het is ook voorstelbaar dat emigranten, vol goede moed
gekomen, zo teleurgesteld waren in datgene wat ze aantroffen - zoals Willem van
Rasenberch - dat men zodra dat mogelijk was, weer terugkeerde naar huis. Hoe het