Andries Vierlingh6 8 VERBAEL De Hullu reconstrueerde in 1920 in zijn inleiding op het Tractaet de biografie van Andries Vierlingh aan de hand van wat deze zelf verspreid over de vele bladzijden van zijn verhandeling meedeelde. Hij vulde dat aan met gegevens uit enkele Bra bantse archivalia.7 Met behulp van Vierlinghs introductie op het volgende Verbael en enkele nieuwe bronnen is het beeld completer te maken. Volgens een document uit 1567 zou hij in dat jaar zestig jaar oud zijn geweest.8 In de voorhanden bio grafieën wordt dan ook 'ca. 1507' als geboortejaar aangehouden. Vierlingh schrijft nu dat hij op 13 februari 1577, de datum waarop hij het Verbael afrondde en bij prins Willem van Oranje indiende, 67 jaar oud is. Ervan uitgaande dat het zeker mogelijk is dat hij nog in 1577 de leeftijd van 68 jaar bereikte, brengt dat zijn geboortejaar op 1509, op zijn laatst op begin 1510. Zijn ouders waren Nicolaas Vierlingh, wiens laatste ambt was griffier van de Rekenkamer en Raad van de prins van Oranje te Breda, en Willemijna van Vliet. Een broer, mr. Matheus Vierlingh, doctor in de beide rechten, was schepen van Breda in 1552; een zwager, Hendrik Coene, vervulde dat ambt in 1539-1545. Een andere zwager, Cornelis Blanckaert, was schepen van Heusden in 1546 en daar burgemeester in 1553.9 Op zeer jonge leeftijd - Vierlingh noemt als eerste jaren van zijn werkzaamheden 1522 en 1523, hij was toen dus dertien respectievelijk veertien jaar oud - trad hij in dienst van Adolf Herdinck, de rentmeester van Zeeland Bewesterschelde, bij wie hij ook in huis woonde. Hij heeft Herdinck alleen bijgestaan in diens tweede ambt te Middel burg, want behalve rentmeester was deze ook dijkgraaf-generaal van Bewesterschel de. Vierlingh vermeldt dat hij Herdinck diende in 1523 bij dakwerkzaamheden te Assenede in Vlaanderen en daarna vooral in 1530 bij de dijkdoorbraken ten gevolge van de grote stormvloed in dat jaar en bij de daaropvolgende bedijkingen en andere dakwerkzaamheden.10 Deze periode heeft Vierlingh gevormd; hij geeft hoog op van de kennis, kunde en het optreden in dijkzaken van Herdinck en van de twee leden van de familie Van Bourgondië, die als belangrijke ambachtsheren en aanzienlijke grondbezitters in de meeste waterstaatsaangelegenheden van Walche ren de dienst uitmaakten: Adolf van Bourgondië, heer van Veere en Vlissingen, en Maximiliaan van Bourgondië, abt van Middelburg. Tegen het einde van het rentmeesterschap van Herdinck11 is Vierlingh uit Middel burg vertrokken naar Breda. Al in 1536 en 1537 is hij daar schepen en in het jaar daarna treedt hij voor het eerst op als rentmeester van Steenbergen in dienst van de prins van Oranje, graaf van Nassau en heer van Breda. Behalve rentmeester is hij ook dijkgraaf en superintendent van de haven van Steenbergen. Het ambt dat vader Nicolaas Vierlingh in Breda vervulde, griffier in dienst van de prins van Oranje, zal ongetwijfeld hebben geholpen bij het verkrijgen van deze functies.12 Naar eigen zeggen heeft Vierlingh zijn ambten omstreeks veertig jaar aaneen vervuld, dus nog tot in 1577. In de directe omgeving van Steenbergen is hij tientallen jaren lang de motor achter de bedijkingen van de gorzen en zandplaten ten westen en noorden van de stad en langs de Vliet, en verder bij Vossemeer, Klundert en Ruigenhil. In Zeeland wordt hem nog slechts incidenteel om advies gevraagd, bij de werken aan de haven van Scherpenisse. Tot in Noord-Holland toe wordt Vierlinghs hulp ingeroepen, zoals bij de eerder vermelde bedijking van de Zijpe in 1553.13 Twee jaar later is hij in Beijerland, waar hij met andere deskundigen advies uitbrengt aan

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2012 | | pagina 10