WEGGAAN OF BLIJVEN 109 Schipper Jan Andriesen van de Aerdenburgh had ervaring in het Caribisch gebied, hij was daar met dit schip in 1665 al actief als kaapvaarder.34 De van Verpoorten gehuurde fluit werd in 1666 als proviandschip opgenomen in het eskader van zeven schepen dat eind december onder leiding van gezagvoerder Abraham Crijnssen naar Suriname vertrok. Na afloop van de expeditie met Crijnssen is de Aerdenburgh regelmatig op en neer geweest naar Suriname, zoals blijkt uit de gegevens van de Zeeuwse Rekenkamer. In december 1669 bijvoorbeeld vertrok Jan Andriesen met de Aerdenburgh naar Suriname met, behalve soldaten en passagiers, een lading vlees, spek, brandewijn, vaatwerk en zout, waarvoor de Staten van Zeeland de reder ruim 325 pond Vlaams (1.890 gulden) uitbetaalden.35 Deze tweezijdige pendeldienst over het water, de 'bilateral shuttle', was een van de kenmerken van de verbinding tussen Suriname en de Republiek.36 De verbinding was in meerdere opzichten van levensbelang voor deze geïsoleerde gemeenschap van Europeanen. Met het ondoordringbare oerwoud in de rug was het water let terlijk levenbrengend. Het was noodzakelijk dat elk schip met immigranten voor Suriname een aanzienlijke hoeveelheid vracht meenam. Deze vracht bestond uit grote hoeveelheden voedsel en andere dagelijkse levensbehoeften, zoals schoenen, hoeden en allerlei soorten stoffen, maar ook bouwmaterialen en ijzerwaren werden aangevoerd en niet te vergeten paarden en ossen voor de suikermolens. Aan alles was gebrek en er was nooit genoeg, zoals te lezen is in de brieven. Willem Blaue, een jonge immigrant die in de buurt van de toenmalige hoofdstad Thorarica een plantage dreef, stuurde aan zijn familie en zakelijke contacten een wensenlijstje: "t Navolgende hebbe nootsaeckelijck van doen voor mijn provisie.' Hij vroeg niet alleen om vlees, spek, olie, boter, brandewijn, maar ook om schoenen, witte kousen en hoeden. Met elk vertrekkend schip werden brieven meegegeven - ook kopieën van kort tevoren met een ander schip meegegeven exemplaren - in de hoop dat dit schip behouden zou aankomen. De risico's van kapen en ongelukken op zee door noodweer waren voor de zeventiende-eeuwer bekende gegevens en op deze manier kwam er altijd wel een van de brieven op de plaats van bestemming. In het voorjaar van 1671 lag er een nieuwe opdracht van de Staten van Zeeland klaar: in het najaar moesten er twaalf soldaten met voedsel voor het garnizoen naar Suriname worden overgebracht en zestien passagiers met hun bagage. De bedrij vigheid op het fluitschip Aerdenburgh begon al ver voor het vertrek op 17 oktober 1671. Op 13 augustus lieten de kooplieden Pieter en Johan Boudaen Courten dertien tonnen vlees en spek in het schip laden, aangevuld met een rol plat lood van 295 pond en kisten met schoenen, bijlen en kapmessen. De zending was deels bestemd voor de verkoop en deels voor de plantage, waarvan de gebroeders eigena ren waren. Er is nog veel meer vracht verscheept, zoals blijkt uit de brieven waarin de ontvangst bevestigd wordt van suikerketels, brandewijn en partijen handelswa ren.37 De goederen werden met kleine boten vanaf de wal naar het schip gebracht en in het ruim opgestapeld. De matrozen, wellicht aangevuld met sjouwers, zijn daar weken druk mee geweest. Bemanning De vraag uit hoeveel personen de bemanning van de Aerdenburgh bestond op de tocht naar Suriname van oktober 1671, is niet precies te beantwoorden. Het aantal bemanningsleden op de reis in het najaar van 1671 zal zo klein mogelijk

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2012 | | pagina 111