112
WEGGAAN OF BLIJVEN
De Turkse zeerovers voor wie men zo bang was, kwamen overigens helemaal niet
uit Turkije, maar waren afkomstig van de kusten van Noord-Afrika, die officieel
onder Ottomaans gezag vielen. Deze zogenoemde Barbarijse kapers waren in het
bezit van kaperbrieven van de sultan, net als kapers uit de Republiek op hun beurt
door de Staten-Generaal of de Admiraliteit gesanctioneerd werden. Tussen Calais
en de Atlantische ruimte tot ver voorbij Gibraltar maakten de Barbarijers de zeeën
onveilig. Ook uitgerangeerde zeelieden uit Engeland en de Republiek mengden
zich in deze strijd om het bestaan en werden zo nodig moslim als dat zakelijk beter
uitkwam. De gekaapte schepen met hun lading werden verkocht in de havens aan
de Middellandse Zee en de opvarenden belandden meestal op de slavenmarkten in
Algiers of Tunis.42
De angst voor zeerovers was dus niet ongegrond en na vier dagen, in de buurt van
de Canarische Eilanden, sloeg men op de Aerdenburgh tegen negen uur opnieuw
alarm bij het zien van enkele onbekende schepen. Het was nevelig met een noord
westenwind, in het zicht van het eiland Palma. Vincent Schoppens schreef aan
zijn vrouw: 'daer was geen tijt oem het gebedt te doen, de schijpper seij eelck bijdt
godt in sijn haert.' Opnieuw werd iedereen bewapend en men beloofde zich tot het
uiterste te verdedigen:
want t'selvde Schip recht op ons af quam, al ofte het onraet was, soo dat wij geen andere intensie
hadde als ons altsaem trouwelijck te deffendeeren, t'geene wij oock malkandere trouwelijck belooftde
te doen, ende die hem niet trouwelijck ende soude dejfendeeren soude capteijn Jan andriesen onder de
voet schieten soo datter groote couragie onder ons was gelijck men sulcx wel dincken kan A
De vrouwen en kinderen moeten zonder licht en frisse lucht onderdeks hebben
gezeten, 'want de lucken al toegenagelt waeren', aldus de broer van Ketelaer. Intus
sen voer Jan Andriesen zo scherp mogelijk aan de wind richting Palma. Passagier
Antonis Jeroensen Rijckquart schreef dat iedereen de hele dag paraat bleef, maar
'saghter mijdaghs tussen 3 en 4 huren wijeren wij ghewaer dat hij vrij ent was het
welck een groote blijtschap gaf'. Vlak onder Palma werd op het onbekende schip
de prinsenvlag gehesen en aan boord van de Aerdenburgh herkende men toen de
Oost-Indiëvaarder Wapen van Veere, die tegelijk met de Aerdenburgh op 17 oktober
van Rammekens was vertrokken: 'als wij sulcx sagen waeren wij seer verblijdt ende
berghden ons geweer met grooter blijdtschap, als wij t'gelanck hadde.'44
Stop in Kaapverdië
De Aerdenburgh en het Wapen van Veere zeilden enige tijd met elkaar op, waarna
de Aerdenburgh koers zette naar Sint Vincent om vers water te halen. De Oost-
Indiëvaarder had nog geen watergebrek en ging door naar Kaap de Goede Hoop.
De Kaapverdische eilanden waren in de vijftiende eeuw door de Portugezen in bezit
genomen.45 Zij vestigden op Sint Jago (Santiago), een van de grotere eilanden, een
doorvoerpost voor de slavenhandel en een verversingspost voor passerende sche
pen. Het eiland Sint Vincent was tot in de achttiende eeuw onbewoond en werd
alleen gebruikt voor het houden van kudden geiten, afkomstig van het naburige
Sint Antonio.
Waarom Jan Andriesen bij Sint Vincent voor anker ging en niet bij het zuidelijker
gelegen Sint Jago, waar groente, fruit en vlees te koop waren, wordt niet verklaard