WEGGAAN OF BLIJVEN 113 in het journaal. Van alle Kaapverdische eilanden heeft Sint Vincent echter wel de mooiste haven met een wijde beschutte baai. Schepen konden tot op een halve mijl van de kust ankeren in de stevige, zandige bodem.46 Wellicht had Andrie- sen instructies mee van opdrachtgever Verpoorten om vanwege de kosten bij het onbewoonde Sint Vincent aan te leggen. In Sint Jago moest er havengeld betaald worden en waren de prijzen van water en voedsel hoog. Hoe dan ook, op 17 november ging de Aerdenburgh voor anker in de baai van Sint Vincent. De volgende morgen ging men met de sloep naar de wal: swoensdaghs s'ochtens vroeg gingen wij aen lant ende vongen een schilepadde die over de vijfhondert pond woegh ende verscheijde vissen die extreem delicaet waeren ende gingen deselvde braen int bos op de manier der Indianen, sonder sout ende dranck, maer het beste dat men noch hadde was schoon ende soet delicaet water om onsen dorst te laven}7 De waterhalers zagen wilde geiten op de heuvels en probeerden deze tevergeefs te vangen. Jean le Grand betreurde dat zeer: 'hadde geerne een quartier van een bock gehadt sij gesoden ofte gebraden alsoo ons binnen scheeps niet veel vers vleijs opgedist wort.'48 Ook Vincent Schoppens schreef over het eilandbezoek: halden daer waeter en vijsten daer van.se vijs.' De Aerdenburgh vertrok op de avond van de derde dag met vers water, een voorraad hout en vis, die door Jan Andriesen in het zuur werd gezet: 'den Capiteijn Andriesen leijde deselve in een pot met soudt ende asijn ende peper ende conserveerden deselvde vis wel veerthien dagen lanck. Open zee Met behulp van welke navigatiehulpmiddelen zou Jan Andriesen op de wijde oce aan zijn koers hebben bepaald? In het journaal van de Aerdenburgh worden geen instrumenten expliciet genoemd, behalve het lood om de diepte te peilen. Het woord 'gissinge' is door Le Grand diverse keren in het journaal genoteerd; dat moet hij de stuurlieden of kapitein hebben horen zeggen.51 'Gissen' was een techniek om de positie van het schip te bepalen, een vaardigheid die schippers zich door ervaring en overlevering in de loop der jaren eigen maakten. De tot dan toe gerealiseerde koers en de geschatte snelheid waren de bouwstenen, maar varen op gegist bestek bleef een avontuur. Op open zee was de zeeman eigenlijk nooit in staat met zeker heid te zeggen waar hij zich bevond.52 De tekst van het journaal wemelt van navigatietaal, zoals de woorden 'koers mijl 'op de hoogte van', 'voortganc', 'streken' en de benamingen van windrichtingen. Vanzelfsprekend was er een kompas aan boord, misschien wel meerdere kompassen en mogelijk ook een globe. Jan Andriesen heeft zeker detailkaarten gehad van de verschillende kuststreken langs de route en ongetwijfeld is er een exemplaar van de West-Indische paskaart aan boord van de Aerdenburgh geweest. Dat was een losse gedrukte kaart waarop met passer en liniaal dagelijks de koers kon worden uitge zet.53 Daarvoor was het bepalen van de breedte en lengte noodzakelijk. Het bepalen van de breedte, het zogenoemde 'zonnetje schieten', gebeurde in de zeventiende eeuw met behulp van de graadstok (of jakobsstaf), waarbij het wel noodzakelijk was dat de horizon te zien moest zijn en een hemellichaam, de zon of de Poolster. Dat 'zonnetje schieten' moeten de passagiers van de Aerdenburgh zeer regelmatig hebben zien uitvoeren door schipper of stuurlieden, dat was bij uitstek

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2012 | | pagina 115