Aankomst in Suriname
WEGGAAN OF BLIJVEN
117
ons schijp ende hade om van te drijncken doen wij in de rijefeer [rivier] quam van
suijrnaeme.'
Omdat Jacob Soetelinck met het schip de Biecurf tien dagen na de Aerdenburgh uit
Zeeland was vertrokken, maar al op 22 december ankerde voor het Fort Zeelandia
in de Surinamerivier, was men in Suriname bezorgd over het uitblijven van de
Aerdenburgh. Aan de wal deden daarover allerlei geruchten de ronde. 'Men vreest
voor Jan Andriesen overmidts soo lange tardeere', schreef kolonist Augustinus
Bruns, 'soo dat ick voor mijn particulier swaerhoofdigh ben.' Passagier Golken
Ceuvelaers schreef na aankomst aan haar schoonmoeder: 'sij mende dat wij van den
turck genomen waren.' Naast het risico van gekaapt te worden, waren slecht weer
en stormen onderweg ook reële gevaren. Jan de Clercq meldde dat men dacht 'dat
wij moghten gebleven sijn', omdat schipper Soetelinck 'volgens sijn seggen groodt
onweder gehadt heeft'.61 Dat verwonderde De Clercq zeer: 'daer wij ser contrari
sijn over comen driven, het aengenaemsten weder dat wij van den alderhoogsten
souden connen afbidden.'
Fort Zeelandia
Het Fort Zeelandia zoals de reizigers van de Aerdenburgh het hebben gezien,
bestond uit een vijfhoekig stenen vestingwerk met op elke hoek een bastion, drie
aan zeezijde en twee aan landzijde. De buitenmuren van het fort waren bedekt
met witachtige schelpsteen, gehakt uit de klip waarop het bolwerk stond. In 1644
Afb. 6. Fort Zeelandia en de nederzetting Paramaribo zoals de tekenaar zich dat rond 1700
voorstelde.Uit: Beschryvinge van de volk-plantinge Zuriname, J.D. Herlein, 1718.