120
WEGGAAN OF BLIJVEN
De belangen van planters, kooplieden en overheid stonden vaak haaks op elkaar
door het spanningsveld tussen eigenbelang en algemeen belang. De planters waren
in de Raden van Politie en Justitie sterk vertegenwoordigd en de vraag is in hoeverre
gouverneur Pieter Versterre boven de partijen stond. Het sterk individualistische
karakter van een samenleving waarin het vooral ging om de voorspoed en welvaart
van particuliere personen, was een voedingsbodem voor conflicten. Volgens Gert
Oostindie werden de gouverneurs in Suriname in de praktijk vaak overstemd en
ingepakt door de lokale planterselite.70 Het gegeven dat de verschillende bestuur
ders van de kolonie ook plantage-eigenaren waren, maakte een zuivere afweging
van belangen gecompliceerd.71
De rivier opF1
De overgang vanuit Zeeland naar het intens groene en warme land overzee moet,
zeker voor een nieuwkomer, niet minder dan een cultuurschok zijn geweest. De
Vlissingse Golken Ceuvelaers was door haar man Maarten Lemps bij het fort opge
wacht en vandaar voeren ze over de brede bruingrauwe Surinamerivier naar plan
tage Cuevelaer, die tussen het fort en Thorarica lag: 'den 1 ijannarij ben ick wel bij
mijn man gecommen, dije mijn in groote lijefde heft onfangen.'73 Het eten op de
plantage was op indiaanse leest geschoeid en dat viel haar niet mee:
ick en vondt hijer niet als dat de negers eeten niet als hoke dat de ijndeijanen kaven dat was mijn
dronck voor 8 dagen, cossafe, dat was broot en vijs [vis] dije de ijndeijanen vangen tot dat het schijp
booven waes en mijn goet tus quam' soo moet ick mijn stellen met de kijnders van ijiserel [Israel]
dije hut de vleis poten van epten [uit de vleespotten van Egyptequamen en quamen in de wostijne
en vonden noch broot noch water, doch dijen godt dije haer spijsde dije is noch in de wostijnne, het
is haer godt dije op hem vertroudt.7/i
Ze verzocht haar broer dringend om toezending van levensmiddelen zoals brood,
boter en olie, wandt het hijer heel dijer is om te koupen'. In diezelfde briefschreef
Golken - die voor de eerste keer in Suriname was - als enige van de briefschrijvers
van de Aerdenburgh over de natuur:
het is en scon lant van gronen [groene] boomen [als]of het het parijsdijs was van adam in heva [adam
en eva], maer bij nacte is het of het de hul [hel] waes, van waenope [wanhoop] van de besten dije
ijulen en dijrer [van de beesten die joelen en tieren] soo dat ul haren op ul hoft op rijsen.
In haar brieven en in die van vele anderen, liggen de religieuze connotaties voor
het oprapen: de tocht door de woestijn, het paradijs met Adam en Eva, de hel.75
Men leerde in de zeventiende eeuw op school schrijven door het overschrijven van
psalmen, verhalen uit de Bijbel en religieuze traktaten. Bijbelse taal en beelden
maakten deel uit van het collectief bewustzijn van de zeventiende-eeuwse mens in
de Republiek, een soort lingua franca. De ander begreep precies wat je bedoelde als
je het over de tocht door de woestijn had, over de vleespotten van Egypte of over de
groene weelde van het paradijs.