Thorarica 1672 122 WEGGAAN OF BLIJVEN De Aerdenburgh is nog geruime tijd voor het fort blijven liggen. Kok Frederik van Hijm schreef op 10 januari aan zijn moeder dat ze nu nog voor het fort lagen, 'maer bijnnen een daech 5 ses [binnen een dag of vijf, zes] soo gaeen wij naer boven, de sandt pundtMet de 'sandt pundt' bedoelde hij Thorarica, dat door de Engelsen Sant Point was genoemd en hoofdstad van de kolonie was gemaakt vanwege de vei lige Egging. ver yan de kust vanwaar eventuele aanvallers zouden kunnen komen. Pamflettist George Warren bezocht Suriname onder het Engelse bewind en schreef dat er in Thorarica wel honderd huizen stonden en een kapel. De plaats lag aan 'een heel fraye baye ofte haven, groot en wijt genoech voor hondert scheepen'.76 Langs de Surinamerivier en aan de vele daarin uitmondende kreken lagen de planta ges op de vruchtbare hogere gronden. Er was nog wel een gering merkbare invloed van het getij, maar de waterkwaliteit van de rivier was aanmerkelijk beter dan in de lage kustgebieden bij het fort. De schepen konden hier vers drinkwater uit bron nen en kreken innemen, nadat ze volgeladen waren met suiker en letterhout vanuit de plantages rondom en vanaf de plantages die nog hogerop lagen, zoals die bij de Jodensavanne. Thorarica was in de Engelse tijd en in ook in 1672 een knooppunt voor schepen en goederen en tevens de zetel voor de Raden van Politie en Justitie.77 Dat betekende dat de gouverneur met grote regelmaat het traject Paramaribo-Thorarica (of Zand- punt) moet hebben afgelegd in een tentboot over de rivier, met soldaten of slaven van het fort als roeiers. In verband met het getijde moest hij onderweg bij een van de planters aan de rivier overnachten. Dezelfde afstand legde predikant Johan Basseliers af, als hij eens per veertien dagen in Paramaribo ging preken. Zijn standplaats was Thorarica, daar stond de kapel die door de Engelsen gebouwd was. Basseliers schreef over deze kapel naar de classis Walcheren die hem had uitgezonden: 'een oude vervallen kercke, cleyn, rondom open en van boven met gaten, in 't midden van het bosch staend.'78 In deze kerk was Abraham Crijnssen begraven, direct na zijn overlijden op 1 februari 1669. 'Wij hebben t lichaem dien eijgen dach begraven, met soo veel eer en pracht als moge- lijck is geweest, met losbranden van canonnen, decharsieren van musquetten', aldus plaatsvervanger Versterre aan de Staten van Zeeland.79 In 1671 werd er nog steeds in de kerk begraven, dus met de afmetingen viel het misschien wel mee.80 Maar de kerk zat op zondag niet vol en de gemeente was klein tot zeer klein. De gereformeerde kerk was de enige kerk die in Suriname toegestaan werd, net als in de Republiek. Openlijk een andere godsdienst belijden was verboden en immi granten van rooms-katholieke huize werden geweerd.81 De vrijheid van godsdienst die de Joodse gemeenschap door de Engelsen was verleend, werd gerespecteerd door Abraham Crijnssen en zijn opvolgers. De Joodse planters waren voor de kolo nie belangrijk, zij waren ervaren en deskundig. Wel waren er problemen rond de verplichte zondagsrust. In december 1674 richtte een groep Joodse afgevaardigden onder leiding van Samuel Nassy zich tot de gouverneur om te pleiten voor ophef fing van dat verbod. Doordat er op de sabbat ook niet gewerkt werd, bleven er maar vijf werkdagen over en dat vond men economisch zeer schadelijk.82 Hoe zag de samenleving in Thorarica er verder uit? Als het over huidskleur gaat, dan was er indiaans roodbruin te zien, Europees wit en Afrikaans zwart. In de begintijd

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2012 | | pagina 124