ihj WEGGAAN OF BLIJVEN 127 ui ~tj eente- lette If'fXt Afb. 8. Geopende en ongeopende brieven aan Zeeuwen, 17' eeuw. The National Archives, Londen. Foto E. van der Doe. ven was. Isaac van Mildert heeft het in zijn brief over de 'vrinde' die hij daardoor helaas op dit moment niet in de handel kan betrekken. De term 'vrienden' had in de zeventiende eeuw een veelomvattende betekenis. Vriendschap had te maken met overleven in een wereld vol risico's. Een vriend was iemand die je absoluut kon vertrouwen en van wie de solidariteit en solvabiliteit boven elke twijfel ver heven waren. Door de lange lijnen waarlangs de communicatie verliep, zeker in de overzeese handel, waren deze elementen van levensbelang. Kooplieden werkten het liefst met verwanten, want een familierelatie bood hiervoor de beste garantie. Daaromheen bouwde men een netwerk van 'vrienden' op; vrienden, van wie de solidariteit en kredietwaardigheid evenzeer gewaarborgd waren. Een dergelijk net werk moest men onderhouden door 'correspondentie', door met elkaar in contact te blijven. Dat gebeurde door het schrijven van brieven en het uitwisselen van onderlinge beleefdheden.103 Een treffend voorbeeld hiervan is de brief van Jean le Grand aan zijn zakenrelatie Pieter de Vinder in Amsterdam. Le Grand begint de brief met 'Monsieur en goe de vriendt'. Hij schreef dat hij goed was aangekomen, maar dat de meegebrachte goederen nog in het schip zaten. De Vinder had kennelijk een partij koopwaar meegegeven en Le Grand denkt 'datter goede avancie op UE goederen sullen sijn'. Maar over de spullen die door de moeder en zuster van Pieter de Vinder waren meegegeven, schreef hij: 'vreese datt lek het selvde sal wederom sende, alsoo het te

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2012 | | pagina 129