128 WEGGAAN OF BLIJVEN warm is, voor deser landt.' Le Grand noemt wel goed verhandelbare artikelen, zoals wit linnen, boter, meel, schoenen en muilen 'ende alderhander franse cramerije, op dese goederen is een groote winst te doen'. Hij adviseert De Vinder om een 'vriendt' te zoeken die samen met hem 1.600 a 1.800 gulden in een dergelijke partij handelsgoederen (cargasoen) wil investeren, hij 'sal der mede doen als voor eijgen'. Hij besluit de brief met de hartelijke groeten, ook aan 'UE beminde moeder'. Jean le Grand schreef nog twee brieven van dit type en gebruikte daarvoor hetzelfde briefmodel. Zijn collega Jan Tinnegieter verstuurde vier brieven naar verschillende zakenrelaties. Die vier brieven lijken qua model op die van Le Grand, maar zijn wat soberder van taal. Ook in Tinnegieters brieven figureren de vrienden, 'de groete- nisse aen alle de vriende en hij suggereert net als Le Grand een lading goederen te zenden, want 'die tegenwoordich een kerckesoen heeft sal goet profijt doen want UI met de vriende gelieve wat te sende, suit geen schade doen de beste waer is schoe nen, cousen, wijn, fijn lijwaet, boter, kaersen, spaensche seep en niewe stofife'. De briefmodellen van Le Grand en Tinnegieter zijn buiten hun context niet op de juiste waarde te schatten. Dat geldt evenzeer voor de overige brieven. Willem van Rasenbergh, die aan zijn vrouw schreef dat hij nooit naar Suriname had moeten gaan en dat ze vooral niet moest overkomen, stelde zich in een brief aan koopman Clement in Middelburg veel behoedzamer op. Speelde het feit dat deze Clement de vader was van een van de beheerders van de plantage van Muenicx, een rol? Waar hij in de brieven aan zijn vrouw schreef 'bevint hier seer slecht en miserabel, mijn leven noch geen ellendiger landt gesien gebruikte hij in die aan Clement de woor den 'vrij wat soberties' om zijn eerste indrukken te beschrijven. Hij vervolgde met: ick hoor datter veel volck sterft', maar schreef naar zijn vrouw: 'die lude sterven als mist hier komp hier niet.' Naast context en agenda spelen vorm en taalkundige aspecten een rol bij de inter pretatie. Wat de vorm betreft: het middendeel van de brieven is gevarieerd van inhoud, maar de begin- en eindformules zijn ongeveer hetzelfde. De honderddui zend goede nachten aan mijn alderliefste zijn eerder te zien als aangeleerde for mules dan als opwellingen uit een verlangend hart. Ook betekenisverandering of -verschuiving - taalkundige aspecten - van nog steeds bestaande woorden kan de interpretatie beïnvloeden. De 'sleghte' huizen die Jan de Clercq in 1672 bij het Fort Zeelandia beschreef, waren 'slecht' in de zin van 'onaanzienlijk, eenvoudig', maar door betekenisspecialisatie in de loop van de tijd zijn die begrippen afgevallen ten faveure van 'ondeugdelijk'. De kernvraag bij elke brief - ook bij officiële documenten en zelfs bij de planta- gekaarten - is de vraag voor wie de tekst of afbeelding bestemd was. Door wie en met welk doel en vanuit welke positie kwam dit product tot stand? En dan nog veroorzaakt de hedendaagse leesverwachting een onverbiddelijke kloof tussen lezer en tekst, hoezeer men zich ook verdiept in de historische achtergrond. De brieven van de Aerdenburgh werden in de eerste twee weken van januari 1672 geschreven. Iedereen in de kolonie wist dat schipper Cornelis Bastiaansen met de Fort Zeelandia spoedig zou vertrekken, het schip lag al bij het fort. Na toestem ming van de gouverneur is de Fort Zeelandia in de tweede helft van januari 1672 uitgevaren om nooit in Vlissingen aan te komen.104 Het schip werd gekaapt door de Engelsen en de post, met het journaal van Jean le Grand en de brieven van de Aerdenburgh, verdween voor honderden jaren in het Engelse Archief.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2012 | | pagina 130