Het Tractaet
VERBAEL
11
zich onder meer om de Spaanse troepen het land te doen verlaten, Nederlandse
edelen in het bestuur over de Nederlanden te plaatsen in de plaats van Spaanse en
te streven naar een amnestieregeling voor de opstandelingen.
Het Tractaet van dyckagie is opgezet, zoals vermeld, als een verhandeling in vijf
boeken of hoofdstukken. Het origineel is niet bekend; het enig bekende afschrift
omvat de boeken I, II en III. Dit afschrift, geschreven in een hand van eind zes
tiende-begin zeventiende eeuw, berust in het archief van L.P. van de Spiegel in het
Nationaal Archief.24 Het handschrift is een boekdeel groot en telt 296 papieren
bladen, waarvan 276 beschreven zijn, en is in een hoornen band gebonden. Het
schutblad voorin bevat de aantekening: 'J'ayme la vertu. Oorts 1/20 1603'. Daaruit
blijkt dat iemand met de naam Oorts, die zich van genoemd devies bediende, het
handschrift op 20 januari 1603 in bezit kreeg of had. In de achttiende eeuw is het
eigendom van Van de Spiegel, de Goese pensionaris die raadpensionaris van Hol
land werd, die het gekregen zou hebben van een familie die aan die van Vierlingh
verwant was.25
Het handschrift begint met enkele losse paragrafen over gorzen en aanwassen, dijk-
delven, wateringen, nieuwe wegen en dijkdelven bij nieuwe dijkages. De hoofd
tekst volgt na \AVi bladen, die onbeschreven zijn. Boek I behandelt het winnen van
aanwassen (de manieren om slikken te verhogen en te verbeteren tot korenlanden,
het verzorgen van gorzen en zomerpolders, het beveiligen van dijken en vooroevers,
de duikeldammen en de uit-stekende hoofden). Verschillende onderwerpen - de
duikeldammen, de hoofden en het niet voldoen van bermen - en voorbeelden
uit Cakelo en Scherpenisse en over de Vlaamse hoofden en het Westerse hoofd
van Vlissingen komen ook ter sprake in het Verbael. Boek li gaat vooral over het
bedijken van gorzen en schorren, het maken van bestekken van dijken, wegen,
kaden, schaapsstallen, dammen en duikeldammen, het dichten van grote gaten,
het bouwen van sluizen, neervorming aan de hoofden, het aanleggen van havens en
het verkavelen van polders. Het boek eindigt nogal onverwacht met een verslag van
Vierlinghs bezoek in 1553 aan de bedijking van de Zijpe.
In boek III komen onder meer het onderhoud van dijken, het dichten van doorbra
ken en het leggen van inlaagdijken ter sprake. Veel daarvan, zoals de duikeldammen
en de hoofden, is in de eerste twee boeken al behandeld. Ook dit keer komen diver
se onderwerpen uit de boeken li en in in het Verbael aan de orde, zoals Vierlings
bezwaren tegen inlaagdijken. Na boek III volgen nog enkele losse paragrafen, onder
meer over de voor- en nadelen die horen bij het verkrijgen van gorzen en aanwas
sen om ze te bedijken, het keuren van dijkdelven, wateringen, nieuwe wegen en de
diverse formaten sloten in de nieuwe landen.
Boek iv van het Tractaet had het stoppen van open rivieren en diepten moeten
behandelen en het aanleggen van bekwame havens. Boek V had daarna af moeten
sluiten met de behandeling van inundaties. Behalve deze twee boeken, ontbreekt
in het afschrift ook een aangekondigd glossarium en zijn de door de auteur ver
vaardigde kaarten en tekeningen niet overgenomen. Wel zijn bij het afschrijven
de daarvoor benodigde bladzijden opengelaten. In de editie telt boek I 99, boek ii