Zeeland in de jaren 1572-1577
12
VERBAEL
206 en boek III 93 pagina's. Verhoeven heeft, aan de hand van de vaak duidelijke
beschrijvingen in het manuscript, zelf tekeningen en kaarten gemaakt, die in een
apart katern bij de uitgave zijn gevoegd.26
Het lange prinselijke verblijf in Middelburg in 1576 Vierlingh prijst Oranje
omstandig voor diens keuze ook in de Zeeuwse hoofdstad te gaan resideren - moet
hem op het idee hebben gebracht zijn gedachten over de verdediging van kusten
tegen het zeewater, zoals hij die inmiddels had genoteerd in zijn Tractaet, voor
Walcheren nader uit te werken in een nota. In één moeite door kon hij dan ook
de mogelijke militaire toepassing van zijn ideeën demonstreren en op aanzienlijke
besparingen wijzen. Immers, in de voorgaande jaren hebben Spaanse oorlogssche
pen zich nog regelmatig in de Zeeuwse wateren vertoond en een poging tot landing
van een Spaanse troepenmacht op een van de Zeeuwse kusten behoort nog steeds
tot de mogelijkheden. In Oranje, inmiddels door de tussen Holland en Zeeland
gesloten Nadere Unie 'souverein en overhoofd' van deze gewesten geworden, hoopt
Vierlingh een medestander te vinden om zijn gedachten over de uit-stekende hoof
den in de praktijk te brengen. De prins moet als gouverneur en kapitein-generaal
van Holland en Zeeland de Zeeuwse dijkgraven kunnen overrulen.
Vierlingh miskent daarmee zwaar de tijdgeest. Want hoe liggen, ruim vier jaar nadat
de door Willem van Oranje zo vurig gehoopte opstand tegen het Spaanse gezag en
de onderdrukking door Alva, ook in Zeeland voet aan de grond heeft gekregen, de
machtsverhoudingen in dat gewest?27 In 1572 is de prins als leider van de Opstand,
door het wegvallen van de gewestelijke regerings- en bestuursinstanties van vóór
die tijd, de enige persoon die een vorm van centraal gezag kan uitoefenen. Hij doet
dit door middel van de aanstelling van een gouverneur over Zeeland en van gou
verneurs over de eilanden en steden die zijn kant gekozen hebben. Formeel treedt
de prins hierbij op als vertegenwoordiger van koning Filips II, als diens stadhouder
voor Holland en Zeeland (en van Utrecht en West-Friesland), een functie die hij
in 1567 vrijwillig heeft teruggegeven maar waarin hij nu stilzwijgend, althans waar
het Zeeland betreft, door de inwoners wordt erkend.
Deels zijn de nieuwe functionarissen edellieden (geen Zeeuwen) die hun lot ver
bonden hebben aan dat van Oranje, deels zijn het bestuurders uit het vorige tijdvak
die (bij gebrek aan beter op korte termijn?) gehandhaafd en nu zelfs bevorderd
worden.28 Voor de steden vindt dit allereerst plaats voor Vlissingen en Veere, die in
april-mei Spaans garnizoen weigeren en de watergeuzen en prinselijke compagnieën
binnenlaten, en voor Zierikzee in augustus 1572. Na enige wisselingen, wegens over
lijden of ontslag, zijn in 1573 alle gouverneurs vertrouwelingen van de prins.29 Ook
op lagere posten die essentieel zijn voor de oorlogvoering stelt hij mannen aan die
hem zijn toegewijd, zoals Johan Junius, die commissaris van de monstering wordt,
en Adriaan Manmaker, die een aanstelling krijgt als Zeeuws tresorier-generaal.30 In
naam behoort geheel Zeeland tot het werkterrein van deze functionarissen, maar
in het tweede jaar van de Opstand strekt het gezag van Oranje en zijn mensen zich
niet verder uit dan over een deel van Walcheren en geheel Schouwen en Duiveland.
Middelburg, Goes met Zuid-Beveland en stad en eiland Tholen zijn loyaal zo niet