146 WEGGAAN OF BLIJVEN 47 Journaal HCA 30/227-2, fol. 7 (18 november 1671). In het journaal wordt tweemaal over 'bos' op Sint Vincent gesproken er werd hout gekapt en meegenomen. Reizigersbe- richten uit de negentiende en begin twintigste eeuw spreken van een completely desert island with no running water, no vegetation. Het is aannemelijk dat de geitenpopulatie de vegetatie over een langere periode vernield heeft, wat erosie tot gevolg heeft gehad. De vestiging van een kolendepot in 1838 ten behoeve van de stoomschepen van de Engelse East Indian Company zal ook niet bevorderlijk zijn geweest voor de vegetatie van het eiland (Bentley Duncan, Atlantic Islands, 161). 48 Journaal HCA 30/227-2, fol. 8 (18 november 1671). 49 Ibidem, fol. 8 (20 november 1671). 50 Ibidem, fol. 11 (27 en 28 december 1671). 51 Ibidem, fol. 3 (5 november 1671), fol. 4 (7 november 1671), fol. 8 (21 november 1671). 52 Davids, Zeewezen, 62; Ketting, Oost-Indiëvaarders, 178-180. 53 De West-Indische paskaart was vanaf 1630 bekend (voor het eerst uitgegeven door Wil lem Jansz. Blaeu) en werd tot ver in de achttiende eeuw gebruikt. In de zeventiende eeuw waren er verschillende typen kompassen in gebruik (Davids, Zeewezen, 102-104). Op een inventarislijst van een fluitschip uit 1737 worden bij het 'Stuurmans Goed' zes kompassen genoemd (Wegener-Sleeswijk, Fluitschip, 191). In boedelinventarissen van schippers in de zeventiende eeuw werden relatief weinig globes aangetroffen, wat erop wijst dat het gebruik kennelijk onvoldoende praktisch voordeel opleverde (Davids, Zee wezen, 93-95). 54 Davids, Zeewezen, 120-124; Mörzer Bruyns, Octant, 8. Zie ook Enthoven, Navigator, 31-57; Dijksterhuis, Werktuigen, 130-151; declinatie: de positie van een hemelobject t.o.v. de horizon. 55 steigerboot-, zeventiende-eeuws binnenschip, steigerschuit: overnaads gebruiksbootje uit Amsterdam zeventiende eeuw. 56 Journaal HCA 30/227-2, fol. 10 (15, 18 en 24 december 1671). Witte tonijn kan wel 10 kg zwaar worden bij een lengte van 1,4 m. 57 Over haaien vangen: Van Gelder, Oost-Indisch avontuur, 167-168; Ketting, Oost-Indië- vaarders, 163-164. 58 Journaal HCA 30/227-2, fol. 10 (24 december 1671). Francke, Commissievaart, 435: voor Walcheren en Goes een kanmaat van 1,5 1. 59 Van Gelder, Oost-Indisch avontuur, 158-159. 60 Journaal HCA 30/227-2, fol. 11 (28 december 1671); stinge: bovenste deel van de mast; Cajane: Cayenne, nu hoofdstad van Frans Guyana, ligt op een vooruitstekend schierei land; Duijvels eilanden: aanduiding van de (drie) lies du Salut voor de kust van Frans Guyana. 61 Soetelinck zelf schreef overigens niets over onweer, noch aan zijn vrouw, noch aan zijn reder. De reden daarvoor ligt mogelijk in het feit dat hij van zijn transport paarden 20% verloor (9 van de 46) en dat verlies in beide brieven liever toeschreef aan problemen bij het transport (door anderen) vanaf het schip naar de wal. Zowel voor paardenvervoer als voor het transport van slaven moesten er namelijk in het ruim extra schotten worden aangebracht om de levende lading niet naar een kant te laten vallen bij slecht weer (Wit- sen, Architectura, 553, 554). Als het stormde tijdens de overtocht, kon het sterftepercen tage bij een paardentransport oplopen tot wel 36% (Postma, Suriname, 287-322). 62 Biet, Voyage, 260; Volders, Bouwkunst, 106. 63 sleght. eenvoudig, onaanzienlijk (WNT), Jan de Clercq aan Janneken van de Putte. 64 Nicolaes Combe aan de Staten van Zeeland, ZA, Archief Staten van Zeeland, inv.nr. 2035.1, d.d. 29-08-1669. 65 Van der Meiden, Betwist bestuur, 28-29, 34. Zie ook Buddingh', Geschiedenis Suriname, 23. Over het bestuursklimaat in Suriname: Van Lier, Samenleving, 33; Van der Linde, Suikerheren, 60-72; Dragtenstein, Marronage, 26.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2012 | | pagina 148