16
VERBAEL
kennis dan hun (voor)ouders hadden. Vierlingh stelt zijn hoop geheel op Willem
van Oranje, die immers begiftigd is 'met een zeer groot natuerlick yerstant' en die
boven de partijen staat. De prins moet de dijkgraven alleen gehoor geven als zij hun
opvattingen ook schriftelijk indienen, waarbij Vierlingh er fijntjes op wijst dat de
dijkgraven geen ervaren schrijvers zijn.55
Het Verbael staat in een traditie van zestiende-eeuwse verhandelingen over de ver
dediging van de kust van Zeeland en Holland in het algemeen en van Walcheren
in het bijzonder. Die verdediging is altijd tweeledig geweest: tegen het van buiten
komende water en tegen de van buiten over dat water komende vijand. De advie
zen en verhandelingen zijn doorgaans opgesteld naar aanleiding van twijfel over
de sterkte van de dijken of als er sprake was van oorlogsdreiging. Al in 1528 is een
'Remedie of advies' opgesteld om het land van Walcheren te onderhouden, waarvan
de tekst niet is overgeleverd.56 In 1546 kreeg Arent Jansz. Boom, dijkgraaf van de
Zuidwatering van Walcheren, opdracht een onderzoek te doen naar de toestand
van de kust en de mogelijkheden om deze in staat van verdediging te brengen tegen
een mogelijke vijand. Zijn memorie, opgesteld in 1559 of 1560, is bewaard geble
ven en in 1912 door De Waard uitgegeven.57 Zij heeft, behalve door de inhoud,
ook de aandacht getrokken door de moeite die Boom zich gaf om zijn tekst met
voorbeelden te illustreren, zoals van het stoppen van een dijkgat met een haringbuis
en het lange houten hoofd aan de kust bij Nieuwwerve.58 Een uitsluitend visueel
verslag van de kust van Walcheren is de bekende Zelandiae Descriptio, ook bekend
als het Panorama van Walcheren, vervaardigd door Antoon van den Wijngaerde
rond 1550. Bij het vervaardigen van dit werk zullen ongetwijfeld ook militaire
oogmerken hebben meegespeeld.59
Twee volgende rapporten beschrijven een groter kustgebied. Dat van Cornelis de
Schepper uit 1552 behandelt de kust van Vlaanderen tot Friesland. In de Hollands-
Zeeuwse delta achtte hij de kans op een (Franse) invasie het grootst, omdat daar
de vaargeulen dicht langs de kust liepen en et afgelegen plekken waren zoals het
westen van Schouwen en het noorden van Walcheren. Zowel door de nabijheid van
de vaargeulen als door de afgelegenheid was het gemakkelijk troepen aan land te
zetten.60 In maart-april 1569 reisde de commissie-Vitelli in opdracht van de hertog
van Alva langs de kusten van Holland en Zeeland, van Vlissingen naar Huisduinen
en vandaar langs de Zuiderzeekust en binnendoor naar Amsterdam. Het rapport
van de commissie, dat vooral inventariserend is, wijst ook de Zeeuwse wateren aan
als de zwakke plek in de Hollands-Zeeuwse kustverdediging (in dit geval tegen een
Engelse invasie), en dan vooral het gedeelte tussen Vlissingen en Rammekens.61
In deze traditie past het Verbael uitstekend. Weliswaar ligt de nadruk op de water
staat, maar door de koppeling van dit aspect aan de militaire invalshoek laat Vier
lingh zien dat ook hij zich bewust is van de zwak te verdedigen kust van Walcheren.
Daarom zal het niet toevallig zijn dat hij in zijn illustraties kiest voor de afbeelding
van de rede van Walcheren tussen Vlissingen en het kanaal van Middelburg en met
name voor een 'figuere' waarop te zien is hoe (vijandelijke) schepen bij vloed stran
den op de door hem voorgestelde afgeschuinde hoofden.
De aanbieding van het Verbael aan Oranje is, vanuit het perspectief van Vierlingh
met zijn aversie tegen de Zeeuwse dijkgraven, begrijpelijk, maar zij is tegelijk ook
een grove onderschatting van de bestaande machtsverhoudingen. De prins is in
Zeeland allang geen eenhoofdig en enig centraal gezag meer. Er bestaat inmiddels